
Britsch Bestuur. — Onedele Metalen.
door eene meer regelmatige munt zouden kunnen worden vervangen.
In verband daarmede werd, bij eene publicatie van denzelfden dag,
als voorloopige maatregel en om verdere depreciering te voorlcomen,
tot nader order de volgende waarde vastgesteld, waartegen zij te
Batavia en in de Ommelanden zouden mögen gangbaar zijn: elk
twee-stuiverstuk zou moeten wegen 1/3 ons, gevende 250 koperen rijks-
daalders per pikol van 125 ffi. Minwigtige bonken zouden gangbaar
zijn in Yerbouding tot deze waardebepaling; en in de Gouvernements
kassen worden aangenomen tegen 230 rijksdaalders per pikol.
Bij de verschillende departementen en op de markten zouden stand-
aard bonken voorhanden zijn, om de stukken mede te vergelijken.
Hierin werd bij publicatie van den 29en van dezelfde maand April
1813 die wijziging gebragt, dat de bonken in ’s Lands kas zouden worden
aangenomen tegen 8 rijksdaalders voor 1 Spaansche dollar van
66 stuivers, of anders, die van 1/3 ons bij telling tegen 3 1 1 / 4 Spaansche
dollars (gelijk 250 rijksdaalders) per pikol, en gemengde of min
wigtige bij gewigt tegen 28 Spaansche dollars (gelijk 224 rijksdaalders)
per pikol. Deze maatregel werd bij publicatie van 22 October 1813
voor het overige gedeelte van Java van kracht verklaard.
Het is reeds als vooruitgang te beschouwen, dat onder het Britsche
bestuur niet alleen geene bonken meer werden aangemaakt, maar die
zoo siechte munt 00k uit de wandeling werd genomen. Men vindt
in de resolutie der Begering van 27 October 1815 de magtiging ge-
geven tot het verkoopen van 21 pikols, dus 2.625 Amst. ponden, koperen
bonken, waarvan de versmelting reeds yroeger bevolen was, tot
den daarvoor geboden prijs van 24 zilveren Spaansche dollars per pikol,
hetgeen een hoogere prijs was dan waarvoor zij toen in de boeken
gecrediteerd stonden. Zij waren dus sedert 1813 meer dan 4 Spaansche
dollars per pikol in waarde verminderd.