
I .
Deze laatste opvatting schijnt de juiste te zijn, daar sommige zilveren
stukken eene dergelijke figuur vertoonen, welke duidelijker den lotus-
vorm heeft. Op de andere zijde ziet men eene figuur, welke ongetwijfeld
eene letter is, doch welke ons niet gelukt is te bestemmen.
Yan deze soort bezit het Bataviaasch Genootschap ook een exem-
plaar, dat juist den vorm van eene mais-korrel heeft en in stede van
de letter op de keerzijde twee tamelijk diepe en paralelle groeven
öf insnijdingen vertoont.
De andere soort (pl. 12, no. 120) is een fraai, plat en rond muntje,
wegende 0.9 ned. wigtjes. De eene zijde heeft eene ster met vier
punten. De andere zijde is glad.
Ook Marsden heeft twee oude, gouden muntstukjes van Java gekend;
hij geeft er geene afbeelding van, maar uit zijne körte beschrijving
(Numismata Orientalia, deel II, blz. 811) kan men afleiden, dat zij
in vorm gelijk waren aan die, onder no. 119 hiervoren bedoeld.
ZILVER.
Zilveren munt is in de Hindoe-periode op Java lang zoo zeldzaam
niet geweest, als men uit Crawfurd en Raffles zou opmaken. Het
Bataviaasch Genootschap bezit een groot aanfal zilveren, oud-Javaansche
muntstukken en nog zeer velen zijn in handen van liefhebbers of in het
bezit van kabinetten in den vreemde. De meesten zijn gevonden in
'midden-Java, beoosten Cheribon en de Preanger-regentschappen en
bewesten Bezoeki. Gedeeltelijk zijn het brokstukken van holle of platte
stukken zilver, die waarschijnlijk eerst in eenen regelmatigen, plat-ronden
vorm gegoten en daarna ruw in stukken gekapt en gestempeld zijn. De
anderen zijn tamelijk regelmatig ronde, deels holle, deels platte stukjes.
Raffles zegt, dat deze gevonden werden in de nabijheid der voornaamste
tempels. Men vindt ze echter ook in het open land begraven.