
( n /9í r<. 2*~</ lâ
</iS*-**
,¿S¿du^
C¿<*+* i
—/ c^vC> f -T—f ^* r\, C/«^« ^«-*< «J^^^Ät^V C-^Ä-'/ ^T>
^¿fc/ejt) ^ t^ ^ 'íe v «^4- - jált
j t a Z tz
^o«. e*j£?i jh> e^-vt-c ¿?c-ä-^V -¿-*t </^c,c¿«^4.
De waarde bepaling der dukaten op 18 schellingen, volgens het
even genoemd plakaat van 13 April 1700, werd vervolgens herhaald
en bevestigd bij het plakaat van 17 Maart 170íten de resolutie van
3 Máart 1716.
Ook de Bewindhebbers in Nederland bragten het hunne bij tot
verwarring van de geldcirculatie in Indië. Zoo blijkt uit de resolutie
van 13 Januarij 1730, dat // onderhet zware goud kapitaal van 3.447.999
//gulden, 8 stuivers en 8 penningen” zieh ook bevond eene hoeveelheid
van 7 .9451/2 gouden crusado’s //successief van de kamer Zeeland ont-
vangen.”
Om de Compagnie op alie mogelijke wijzen van die munt met
voordeel aftehelpen werd zij, op voorstel van den gouverneur-gene-
raal, bij openbare notifieatie en affixie van billetten, gangbaar ver'
klaard // te dezer stede mitsgaders in ’s Compagnies verder gebied in
//Indië” , en uitgegeven tot 61/2 rijksdaalder o f / 19:10, doch onder beding
, dat de Compagnie geene grootere hoeveelheid van die specie in
betaling zou aannemen dan uit. hare kas was uitgegeven.
Het slaan van gouden munt voor ’s Compagnies rekening te Batavia
was een gevolg van het contract met den soesoehoenan van Soerakarta
van 11 november 1743, waarbij in artikel 22 die vorst zijn muntregt
aan de Oost-Indische Compagnie afstond.
In 1744 werd van dit pas verkregen regt « tot verzekering van dat
«regaal voor de Maatschäppij door eene werkelijke exereitie van het-
//zelve” het eerst gebruik gemaakt (*).
In de geldkamer te Batavia was eene aanzienlijke hoeveelheid ongemunt
goud voorhanden, terwijl er groote schaarschte aan alom gangbare, munt
werd ondervonden, doordiener sedert eenige jaren geene dukatenmeer
uit Nederland waren aangevoerd, welke muntsoort dien ten gevolge ook
zeer hoog in prijs was gestegen. De Regering meende zieh dus, met veel
waarsehijnlijkheid van een „ zoet” voordeel, te kunnen bedienen van het
(*) Zie resolutie van 13 December 1753.