
baar in de onder ’s Compagnies direet beheer staande gedeelten des
eilands, want tot ongeveer de helft der voorgaande eeuw behield de
Soesoehoenan van Mataram het mnntregt. Eerst bij de zoogenaamde
a Artikelen van reconciliatie, vrede, vriend- en bondgenootsehap tus-
ii sehen de doorluchtige Nederlandsche Oost-Indische Compagnie en den
a Soesoehoenan Pakoeboeana Senopati Ingalaga Abdoel Rachman Sa-
ti hidin Panatagama” van 11 November 1743, werd 7 hem dat reogt ontnomen.
Artikel 22 van die overeenkomst luidt, als volgt:
a Voorts verklaart de Soesoehoenan bij deze nog aan de Comp, te
a eederen en af te staan het regt, dat hem als een souverein Vorst com-
ii peteert am in zijne landen munten te laten slaan, en zal hij daar-
ii van noch in kleine, noch in groote specien immers voor zieh zelf
a buiten de Comp, eenig gebruik maken, doch het zal de Comp.
a daarentegen gepermitteerd zijn den Stempel van den Soesoehoenan,
u zoo zij het goed vindt, op hare munt te laten zetten en die munt
a alom in de < landen van den Soesoehoenan te laten slaan en vervol-
ii gens. naar hare waarde gangbaar te maken, zonder dat de Soesoe-
ii hoenan daarvoor ooit iets zal mögen pretenderen, ’t zij dat het gou-
| den, zilveren of koperen, looden, groote of kleine muntspecien zijn,
» en zullen ook alle muntspecien, thans bij de Comp, eours houdende,
a of dewelken na dezen mogten worden gangbaar gemaakt, even en
a in zelver voege, zonder eenig onderscheid, in de landen van den
ii Soesoehoenan gangbaar zijn alomme.”
Het munten is hoogst waarsohijnlijk door de Mataramsehe vorsten,
even als de meeste van hunne bronnen van inkomsten r verpacht ge-
weest, en die, verpachting schijnt door de O. I. Compagnie voortgezet
te zijn. Altbans wij vinden in de Besoigne der Hooge Indische Regering
van 24 Junij 1751, dat de kapitein der Chinezen te Samarang, Oeij Tje
Laauw, had verz.oeht om u relevatie van de pacht van ’t slaan der looden
pitjes, om derzelver presente ongangbaarheid.”
De Gouverneur van Java’s- Noord-Oostknst ondersteunde dit verzoek,
als betreffende eene sleehts geringe pacht, en ten einde alsdan in