
Art. 4.
De muntmeester zal van ie-
dere partij zilver, die hem tot
het slaan van ropijen zal worden
aangeboden, evenals een
hem toetevoegen boekhouder ook
zal moeten doen, ordentelijk
moeten boekhouden, met be-
k,eqdßteUing; van den naam
des eigenaars. en van wat essai
hetzelve bevonden mogte; we-
zen en hoeveel ropijen hij daar-
van geslagen en afgegeven heeft,
zonder daarvan aan iemand bui-
ten de Hooge Overheid eenige
opening of kennis te geven.
Art. 5.
De muntmeester zal moeten
zorgdcagen, dat, indien eenig
zilver boven de 10 penningen
in. allooi. bevonden wordt, hetzelve
met koper. geallieerd
wordt, in zoo verre, dat die
partij, gelijk alle andere;, gebragt
worde op het gehalte van
oö.
(De muntmeester zal op de gouden munten
hebben een half grein onder of over de bepaalde
essaijen, zoodat hij omtrent hetgeen twintig ka-
raat van gehalte wezen moet, zal kunnen vol-
staan met negentien karaat, elf en een half grein,
of met twintig karaat en een half grein.)
4.
De muntmeester zal (bij provisie en totdat een
meerdere omslag meerdere bedienden vereischt,):
een beeedigden adjunct hebben, onder hem
staande en van hem dependerende, ro&i den-
welken hij ook zal moeten responderen.
5 .
Hij zal ook hebben een munts-boekhouder,
die mede een beeedigd persoon zal zijn, dewel-
ke alle partijen, bij den muntmeester van de
groote geldkamer ontvangen werdende, ten or-
dinairen, thans gefixeerden prijze van het goud
en zilver zal inboeken en wederom afschrijven
ten prijze courant (waarop) het gemunte geld
in specie, dat in de voorzeide geldkamer of gekl-
kasse zal worden afgegeven,Ö Ö i houdende voorts
boek van de lasten en profijten der munt, om
jaarlijks op den ordinairen tijd aftesl'uiten.
6.
De muntmeester zal het ongemunte goud, dat
hij ontvangt, naar de marken fijn goud, die
hetzelve inhoudt, volgens d*e essaijen daarvan
gemaakt , weder tot marken, fijn goud1 verant-
woorden, bezorgende , bij aldien het hooger van
Hl1