»de Compagnie;—■ zoo is verstaan: die propositie in alle deelen te am-
» plecteren en de benoodigde materialen tot voortgang van dat- werk
a te laten in gereedheid brengen.”
Het is ons echter niet gebleken, dat deze zaak voortgang heeft ge-
had; wij betwijfelen dat zelfs, want uit de resolutie van 22 December
1750 blijkt, dat twee jaren te voren de Indische Eegering aan
de Heeren XVII had verzocht halve duiten te laten munten, waaraan
gevolg was gegeven.
Bij plakaat van 31 December 1750 werd deze nieuwe munt » binnen
den ganschen omtrek van het koningrijk Jakatra en längs Java”
gangbaar verklaard tegen twee stuks per duit.
De aanvoer van deze halve duiten, waarvan op medio 1754 tersom
van / 77.540.— voorhanden was, schijnt de Regering wat ruim te
3jjn voorgekomen, daar zij, bij resolutie van 20 dier maand, besloot
voor / 20.000.— van die munt naar Soerabaia en Grissee te zenden,
acr.R'I-tP.n a d een gaatje te doen qtwrimrtin, om te zamén geregen te
kunnen worden, ten einde met de Balische pitjes te eoncurreren. f
Door eenige in Cochin China gevestigde beambten der Compagnie
werd in 1755 berigt, dat zij van den vorst aldaar de vergunning
hadden verkre'gen, om te Batavia te laten stempelen en in Cochin
China in te voeren zekere aldaar gangbare munt van gemengd metaal,
sapeka (?)/genaamd, en wel op de volgende voorwaarden:
I o. dat ae Compagnie jaarlijks, volgens een overgezönden monster,
naar Cochin China zou overmaken 200.000 kwans (?)^gelijk staande
met eene waarde van / 600.000, mits daarvan 12% aan den vorst en
bovendien van iedere duizend kwans twintig kwans aan den algemee-
nen ontvanger in Cochin China betalende;
2°. dat daarentegen de Compagnie alsdan bevrijd zoude zijn van
de betaling der scheepsgeregtigheden, ten bedrage van 8.900 kwans
of f 26.700, onder deze voorwaarden nogtans, dat wanneer in 1755
de 12°/o der aan te brengen sapeka’s niet zooveel bedroeg, als de be-
doelde scheepsgeregtigheden aan den vorst hadden kunnen opbrengen,
Zt>9? J
I