
zijn onderwerp omvat d it hoogst belangrijke werkje slechts een klein deel van het ge-
heeP, d a t wij ons teil doel kadden gesteld te leveren.
Wijders vonden wij nog bijdragen in de werken van v. L o o n , Raffies, Crawfurd,
Verkade, M arsd e n , N a h u y s , enz. enz. De arbeid dezer verdienstelijke mannen heeft
onze taak in menig opzigt v e rlig t, maar toch bleef die nog in vele andere opzigten
zwaar en moeijelijk, vooral wat betreft de munten van inlandsche vorsten van den
Oost-Indischen Archipel.
Bij h e t gebruik maken van ’s Gouvernements Archief te Batavia hebben wij in
ruim e mate ondervonden de welwillendheid van den Algemeenen Secretaris, Mr. A.
L o u d o n , wien daarvoor hier openlijk onze dank zij toegebragt.
Onder de vele Indische b u rg e rs , die ons op allerlei wijzen behulpzaam hebben-willen
z ijn , verdient allezins de eerste plaats de heer J . S. van Coevorden, secretaris
d e r Algemeene Rekenkamer.
Hoeveel wij aan hem verschuldigd z ijn , zal telkens uit ons werk kunnen blijken.
Wij betreuren het dan ook z e e r, d a t wij eerst zoo la a t met de s ch a tten , in zijne
muntverzameling o p gestapeld, persoonlijk hebben k u nnen kennis maken.
Ook u it Nederland mogten wij vele en belangrijke mededeelingen ontvangen van
den hoogleeraar P . O. van d e r Ghijs en van den archivaris van Z e e lan d , den heer
V. P . van Visvliet.
In d ien w a ar is h e t gezegde van een P ran sch g e leerde, //q u e la numismatique est
u n des flambeaux de l’h is to ire ” en in d ie n ju is t is onze o v e rtuiging, d a t elk weten-
schappelijk onderzoek, hoe bep erk t of bijzonder ook het onderwerp z ij, zijne waarde
h e eft, dan meenen wij geen o n n u t werk te hebben verrigt. Ons streven is geweest-
eene bijdrage te leveren to t de kennis van ons g e lie fd , tvveede v ad erlan d , en in hoe-
verre wij daarm gelukkig geslaagd z ijn , mögen wij zelf nie t beoordeelen. Maar bij
de beoordeeling van ons werk door anderen vermeenen wij aanspraak te kunnen hebben
op eenige welwillendheid, u it a anm erk in g , zoowel van de eigenaardige moeijelijk-
h e d en , die in In d ie aan een wetenschappelijk onderzoek in den regel verbonden z ijn ,
als van den a ard van h e t onderwerp. Bovendien mag eene eerste proeve slechts zelden
op volledigheid aanspraak maken. Tot eene welwillende beoordeeling bevelen wij ons
d us a a n , terwijl in het belang d e r wetenschap niets ons aangenamer zal zijn dan
onze misslagen en verzuimen aangewezen en verbeterd te z ie n , om welligt la te r in de
gelegenheid te zijn een be te r geheel te leveren.
Ons werk handelt alleen over de munten van het tegenwoordige gebied van Nederlandschvlndie,
yermits het ons nie t doenlijk w a s'd a a rb ij te behandelen de mun ten
van die landen, welke in vroeger ja ren to t h e t zoo uitgebreide^gebied van de Vereenig-
de Oost-Indische Compagnie behoorden, zooals: de Kaap de Goede H o o p , M a la b a r,
Koromandel, Bengalen, Ceilon, Malakka.
Immers ai die gewesten hadden h u n n e eigene regten en v e rp lig tin g en , waaraan d ik -
werf nog door de gezagvoerenden aldaar eene willekeurige uitbreiding werd gegeven.
Zij stonden bovendien in vele opzigten in regtstreeksche gemeenschap met h e t hoofd-
b e stu u r der Compagnie in het moederland , zoodat. n ie t alle regelingen werden g e troffen
door of in overleg met het b e stu u r te Batavia.
H e t' archief te Batavia is dientengevolge n ie t voldoende om z u lk .e e n ingewikkeld
onderwerp, als de geschiedenis van den oorsprong en de lotgevallen van de vele m u n t
e n , welke in die halfzelfstandige gewesten werden a an g em a ak t, to t klaarheid te bren-
gen. Men zöude daartoe de beschikking moeten h e b b e n , zoowel over de archieven van
de Oost-Indische Compagnie in N e d e rlan d , als over die van de bedoelde landen en
van de vele k a n to re n , die daar vroeger bestonden.
D it werk hebben wij dus vermeend aan eenen Nederland sehen nümismaticus of a an
eenigen tegenwoordigen b e z itte r van die landen te moeten overlaten.
Overigens is ons werk nie t meer dan eene geschiedenis, beschrijving en a fbeelding
van de Nederlandsch-Indische munten als specie en niet eene geschiedenis van hetgeen
algemeen wordt verstaan onder den naam van h e t Nederlandsch-Indische m u n t- of fin an cie
wezen.
Wij h eb b en , zoo getrouw mogelijkj willen bekend m ak en , welke mu n ten in N e -
derlandsch-Indie gangbaa r waren of z ijn , op wiens la s t, wanneer en waar zij werden
g e s la g e n , welke gedaante zij. hebben en welke waarde er aan gegeven is. Wij hebb
en' ons d u s onthouden van de beschrijving d e r geschiedenis van den invloed d e r geld-
circulatie in N ed erlan d s ch -In d ie , hoezeer wij ook vermeend hebben eenige a an wijzingen,
die daaróp b e trek k in g hebben en welligt voor a n d e r e n , die zieh m e t de Studie van
het Nederlandsch-Indische financie-wezen onledig h o u d e n , n ie t onbelangrijk zijn, niet
te streng te moeten te r zijde le g g en , wanneer wij die aan troffen. Hierdoor h e e ft, zoo
wij ho p en , ons werk ook iets minde r behouden van h e td ro o g e , d a t a n d e r s , meer nog
d an th a n s ,e e n van zijne kenmerken zoude zijn gew ee st, hoewel wij n ie t behoeven te
be to o g en , d a t het door ons gekozen onderwerp u it zijnen a ard geene boeijende lectuur
kan opleveren.'
Onze platen laten, wat naauwkeurigheid b e tre ft, hier en daar te wenschen over. Wij