/i ring vertoond zijnde eenige pitjes, die weigern. Zijn Edelheid in
ii ’s Compagnies ambachtskwartier (*) van rood koper had laten aanma-
«ken, in die grootte en zwaarte, dat zestien dergelijke pitjes in een stui-
ii ver gaan, en op dezelven nog de plaats gevonden wordt, om hunne
ii eigenlijke waarde in het Nederduitsch aan de eene en Maleisch aan de
n andere zij de gesteld, en die munt voorts van hier af gerekend tot aan
ii ’t eiland Madura gangbaar gemaakt zonde kunnen worden, om daardoor
ii voornamelijk op Java voortekomen en te beletten de verlegenheid,
ii waarin de arme ingezetenen om eene kleiner munt dan een duit,
ii worden gebragt en waarin zij, tot hier toe , geholpen zijn door de
«looden pitjes, die de sabandars (f) alom hebben gemaakt, hoewel op
ii eene zeer gebrekkige en voor de ingezetenen lästige wijs, omdat
n gemelde pitjes van zoo zaehte specie, om de goedkoop, gemaakt
w zijnde, niet kunnen resisteren aan de dagelijksche behandeling en
ii alzoo aan stukken en te zoek geräken, ter schade van den gemee-
« nen man en enkel tot vocu'de'el r daarentegen van dien p ä o n te rd a a r
«Tiet introduceren van eene vasTe soort van pitjes of penningen,
ii bij de Compagnie alhier gemaakt, niet alleen een geaccrediteerd
n werk zal zijn, waarop de gemeene man staat kan maken, maar ook
ii door de verbeuring der specie, ’t zij dezelven op bovenstaande of
n eenige andere manier konden worden gefabriceerd, de voorsehreven
«pitjes veel duurzamer en ten minste een geheel jaar zullen kunnen
ii gangbaar zijn, waarna de Compagnie dezelven voor eenen zekeren
ii prijs zou kunnen inwisselen, om jaarlijks nieuwen onder de gemeen-
«te te doen rouleren,, met verandering van het merk op dezelven,
ii tot voorkoming van vervalsching en fraude en het namaken derzel-
ii ven, alles zonder schade en zelfs nog al tot een zoet voordeel van
(*) Yolgens Valentijn, IY deel, Beschrijving van Batavia, pag. 237, een groot gevaarte
(gebouw) aan de Oostzijde van Batavia en wel ongeveer op het midden dier stad g e le g en ,
waarin allerlei ambachtslieden van de O. I . Compagnie gehuisvest waren.
(f) Inlandsche ontvangers van inkomende en uitgaande r e g ten ; ook havenmeesters.