
dische Compagnie te munten dan alleen voor die Compagnie en ook
in geene grootere hoeveelheid dan de Bewindhebbers dier Compagnie
zouden verlangen, en zieh voorhet overige te regelen naar den inhoud
van Hun Hoog, Mögenden instruetie van 11 Augustus 1659 op het
munten, mitsgaders omtrent den beeldenaar van den zilveren rijder,
zoncler aan dien, beeldenaar, door daaraan iets bij of af tedoen, onder
welk voorwendsel, ook, eenige de minste verandering te maken, dan
alleen zoodanige, als Hun Hoog Mögenden bij deze hunne resolutie
goedgevonden hebben of namaals zullen goedvinden aan hen munt-
meesters te gelasten, tot een teeken, dat de dukatons ten dienste van
de Oost-Indische Compagnie alleen geslagen zijn als wisselpenningen
tusschen Indie en het Vaderland;
3°. dat de Oost-Indische Compagnie gehouden zal zijn deze ten hären
gebruike geslagene dukatons altijd weder aantenemen tot denzelfden
prijs, waarvoor zij die eenmaal gangbaar heeft gemaakt of zooals de
koers bij tijd .en wijle zoude mögen wezen.
Op deze wijze, welke een staaltje is van den ongelukkigen regerings-
vorm van Nederland in de 18de eeuw, kwam de dukaton, voor Ne-
derlandseh Indie bestemd, tot stand en verkreeg eindelijk, na veel
moeite, een wettig bestaan (*).
De oude dukatons werden bij de Patriasche missive van 18 Maart
1728 als , wisselpenning sleehts gesteid op 66 stuivers, en bij brief van
1-8 Maart 1.738. volgde-de last om die munt bij voorkeur te versmel-
ten. De dukaton bleef, desniettegenstaande, bij voorkeur standpen-
ning en, hoezeer bij advertentie van 21 October 1755 de nieuwe dukatons
van 1753 en later werden gesteid op 80 stuivers, werden de
dukatons, bij de Indische resolutie van 14 Junij 1767, op last van
Heeren Meesters, tegen 66 stuivers, aangewezen als de eenige munt,
waü'nit de rekeningen bij de boeken der Compagnie, uitgezonderd van
de soldijen, voortaan zouden moeten worden gehouden. f
(*) Verg. van Loon, Hedendaagsche penningkunde, blz. 42 vlg, /