Ook de vorsten van Cheribon hebben munten geslagen, boewel
geene andere, voor zoo ver ons is gebleken, dan kleine tinnen pitjes
of pities, die aanvankelijk gemaakt werden onder toezigt van aan-
zienlijke hoofden, waarsehijnlijk voor rekening van de vorsten. Het
volgende uittreksel uit een eontract tusschen de Oost-Indiscbe Compagnie
en de drie vorsten van Cheribon, Sulthan Sepoeh, Sulthan
Anom en Panembahan Cheribon, op 8 September 1688 gesloten,
geeft omtrent die munt eenige bijzonderbeden aan.
«Art. 14. En om nu voorts te beter alle confusies, bedrog en schag-
cherij in 't maken der pitjes te weren en voor te komen,; mitsgaders
om te kunnen onderscheiden wiens pitjes te ligt of te klein gemaakt
zijn, zullen vooreerst niemand eenige pitjes mögen maken dan Raksa
Negara van Sepoeh’s, en Soera di Nata van Anom’s wege, als van
ouds daartoe geregtigd wezende, en ieder ook niet meer mögen hebben
dan twee vuren, mitsgaders een Stempel van gelijke grootte en
rondte, op een van dewelke staan zal moeten de karakters of letters
van Sulthan Sepoeh en op de andere die van Sulthan Anom, en zullen
ook geen pitjes voorts mögen worden voorgebragt of gangbaar gesteld
dan met voorgaande kennis van de respectieve prinsen, Sulthan Sepoeh
en Sulthan Anom, hunne heeren en meesters, en die dan ook zoodanig
in de rondte gestempeld, getjapt, mitsgaders een kwart rijksdaalder
waardij van een katti twee tail netto zwaarte en gewigt moeten zijn,
of zullen anders in boete en verlies van al hunne goederen vervallen.
«Art. 15. Doch zeggen gemelde prinsen Sepoeh en Anom wel spe-
ciaal aan zieh te behouden en te reserveren ’t regt en vermögen om
bij ’t afsterven of veränderen van de nu gestelde en gekwalificeerde
pitjes-makers, de toemenggoengs Raksa Negara en Soera di Nata,