24 Vereenigde 0. I. Comp. — Zilver.
tot den uitvoer, geráakte de Regering weldra' in groote moeijelijk-
heid. Een oogenblik, maarslechts flaauw en schier onbewUst, blijkt zij
gevoeld te hebben, wat haar eigenlijk te doen stond, namelijk even
veel zilveren geld aantemunten of aantevoeren als dagelijks het land
nitstroomde, want bij het plakaat van 26 February 1645 besloot zij , om
« van het bij de hand hebbende Japansche schuitzilver (*) , op represen-
« tatief signaal der koperen munt ( f ) , zooveel gangbare Bataviasohe
a kroonen door den burger en goudsmid Jan Ferman en den Chinees
a Conjok bij provisie te laten maken, ais te onzer ontzet van noode
«zalzijn, wel verstaande van zuivere en onvervalschte substantie, des
a meer geroerde schuitzilver ter juste wigte van 7/g reaai of leeuwen-
II daalder, daar van de raauwe massa weinig meer als kroonen allooi
«halende, buiten dubitatie het gesmolten en gerafineerd corpus van
« nog fijner specie zal komen te wezen; in considerale van ’t welk,
«doch meest om niet meer verlegen en geen uitvoer subject te wezen,
» ’t gewigt van 1/8 op ieder reaal verminderd hebben, wegende 1.000
a tailen schuitzilver 1.370 Rn van achten of kroonen, waar dan afgetrok-
« ken behoorlijke laccagie (?) en 11/2 ten honderd voor geconditio-
«neerd maakloon, daaruit effectief, volgens genomen calculatie, 1.487
a nieuwe realen tot 7/s te reduceren staan, die hij Ferman en Con-
« jok, op zoodanig gewigt en besten vorm, bij overhanding van 1.000
a tailen Japansch (schuitzilver) telkens aannemen te zullen uitleveren.” (§)
(*) Hieronder wordt verstaan eeue soort van Japansche m u n t, bestaande uit klompen
zilver met Japansche karakters voorzien, welke eenigermate den vorm eener schuit hebben.
Ze zijn afgebeeld bij Tavernier. In latere tijden schijnen zij in Japan niet meer gemaakt
te z ijn , daar de Nederlandsche Kommissarisin Japan, Mr. J . H. Donker Curtius, hen ergens
eene denkbeeldige munt noemt.
(f) Zie verde r, bij het onderdeel: Vereenigde 0 . 1. Comp. — Onedele metalen.
(§) //T o t verhindering van bedenkelijke bedriegerijen” zouden drie opperkooplieden en
een koopman bij het vervaardigen dier munten //gestadig aanwezen.”
In de considerans der resolutie van 14 Februarij, waarop het plakaat van 26 dier maand
volgde, wordt gezegd: //onze generale kas ook van allerhande groot g e ld , bijzonder kroo-
// n en , rijksdaalders, realen in specie enz., door der vreemdelingen uitvoer zoo ontbloot