VEREENIGDE OOST-INDISCHE COMPAGNIE.
Z IL Y E R.
Bij haré óprigting, op 20 Maart 1602, vond de Vereenigde Oost-
Indische Compagnie, zoo als wij op bl. 2 hiervoren gezien hebben, eene
voor Indie bestemde Nederlandsche muht (*). Zij zelve deed niet on-
middelijk .g^ld met hären ^Stempel slaan, maar voerde in Inditi het Ne-
derlandsehe zilvergeld aan, dat aldaar op aanschrijving der Heeren
XVII van 10 December 1622 een wettigen koers erlangde (f)- /
De invoer van dat geld voldeed wèldra niet meer aan de vraag
tot uitvoer: De contanten verdwenen zoowel nit de kassen als uit
den omloop, tot groot ongerief van den handel en voor het dagelijksch
gebruik. Bovendien benadeelde de onverzaadbare zucht der Ooster-
lingen nàar zilver den omzet der overige a'rtikelen, waarmede de Compagnie
handel dreef. Zij en de verdere köoplieden van Batavia bleven
ii met hunne koopmanschappen (die de alhier verschijnende vreemde-
n lineen anders in retour zouden trekken en medenemen) tot grooten O . .
w interest en merkelijke schade yerkropt zitten .
De Indische Règering, aan wdke de onomstootbare oeconomische
waarheid nog niet bekend was, dat gebrek ten gevolge van nitvoer
(*) Minder juist zegt derhalve Zuijlen van Nijevelt, pag. 3 6 4 : „ gedurende de eerste jaren
//na de oprigjing der O. I. Compagnie schijnen er in Indie geene uitheemsche muntspecién
// in omloop geweest te zijn, behalve de Spaansche reaal van a chten, met onderdeelen ter
//Waarde van 1/ i , V4 , */8 en 1/ l6 reaal”.
(t) Zuijlen van Kijevelt t. a. p. D e bedoelde missive en het dien ten gevolge door de
Indische Kegering''genomen besluit o f resolutie zijn in het archief ter Algemeene Secretarie
te Batavia niet meer aanwezig. D it is te meer te bejammeren, omdat het munt-tarief, in
1622 vagtgesteld, het eerste van dien aard van Nederlandsch Indie schijnt geweest te zijn.
Ae«- '