naar onafhankelykheid. Deze zuckt voerde hem zoover, dat hij
vrij willig in eilende en afgescheiden van de gansche beschaafde maat-
schappij op de Kokos-eilanden ging wonen en daar een leven leidde,
dat iederen man van opvoeding, zoo als hij toeh was, een walg moest
wezen.
Iemand van zoodanig karakter zal niet waarschijnlijk het zinnebeeid
eener maatschappij van uitsluiting en monopolie op zijne munt keb-
ben doen stempelen. Yeeleer houden wij dus de onderwerpelijke mun-
ten voor het fabrikaat van eenen der inheemsche vorsten van Bandjermasin.
Het naboots^nen van wapenschilden en kroonen is onder
hen toch niet vreemd, zoo als blijkt uit hunne rijkszegels, en even-
min was hun het namaken van Enropesche munt vreemd, zoo zelfs,
dat de Indische Begering, bij advertissement van 28 Julij 1778 de
goede ingezetenen waarschuwde voor valsche gouden dukaten, scheep-
jes-sehellingen en Spaansche realen, die van Bandjermasin ingevoerd
werden.
De schaarschte in het Bandjermasinsehe rijk van munt in het alge-
meen en van eigene Bandjermasinsehe munt in het bijzonder blijkt ook
uit de omstandigheid, dat in 1857 de luitenant Bangert, op eene reize
in de binnenlanden, in de kampong Marantohoe, welke eene markt-
plaats is, geen geld aantrof: alle koopwaren werden aldaar tegen andere
waren, meestal tegen rijst, geruild (*).
(*) Tijdschrift voor Indische taal-, land- en volkenkunde, deel IX , pag. 144,