
der de regering van Toe-ménanga ri-bállá-pangkána of I-Malombássi,
wiens Arabische naam Hasanoedin is.
De diñara is waarschijnlijk dezelfde munt als die, welke in deVer-
handeling der munten, maten en gewigten van Nederlandsch Indie,
in deel IV der Verhandelingen van het Bataviaasch Genootschap, wordt
genoemd maas «gouden Macassaarsche munt, in 1650 op Macassar
»geslagen, en toen waard een Spaansche reaal.”
In een stuk, getiteld: Afbeeldsels der gouden, zilveren en koperen
n stukken, en der schulpen en amandelen, die in geheel Azie voor
»munt gangbaar zijn, uitgegeven t ’ Amsterdam, bij de weduwe van
n J. van Someren, boekverkoopster in de Kalverstraat, bij de Gaper-
ii steeg, in Perkuis, 1682 (*),’’ vindt men de afbeelding van de beide
zijden van een stuk, omschreven als volgt: « no. 5 en no. 6 is de
a gouden munt des konings van Makassar, of van Celebes. Dit stuk
a weegt twaalf grein; en de Holländers houden ’t voor een gülden
i/van hun munt; ’t welk van onze Fransche munt drieentwintig stui-
ii vers en acht penningen zou wezen. Het goud daar af is zeer goed.”
Ook Crawfurd (deel I, bl. 282) spreekt van de Makassaarsche gouden
mas. Hij geeft ook eene teekening, die twee van die stukken
moet voorstellen, maar verzwijgt, dat die teekening is eene verklein-
de navolging van de plaat bij Tavernier. Het opschrift van één dezer
stukken is nog duidelijk te lezen, als (Sulthan H a san .. . .
waarschijnlijk Hasan’oedin).
De waarde dezer masen schijnt of oorspronkelijk zeer verschillend
of naar omstandigheden veranderlijk geweest te zijn. Terwijl wij in
de aangehaalde Verhandeling lezen, dat zij in 1650 een Spaansche reaal
waard waren, en Tavernier (ongeveer 1675) zegt, dat zij een
gülden Hollandsch golden, vinden wij in eene manuscript-memorie
van den admiraal Cornelis Speelman van 1669:
(*) Wij meenen als vast te mögen verzekeren, dat dit stuk een gedeelte uitmaakt van de
vertaling van de reizen van Tavernier. Het is ons niet gelukt een exemplaar van het
werk van Tavernier in handen te krijgen om het te vergelijken,