
schers van Java een enkel muntstuk zouden hebben doen slaan, dat
naast het symbolum van de nieuwe, tevens eene herinnering aan de
vroegere, te vuur en te zwaard vervolgde en uitgeroeide godsdienst
vertoonde. Het is ons wel bekend, dat er munten bestaan, die Mo-
hamedaansche en Christelijke kenmerken te gelijk voeren, maar die zijn
afkomstig uit Syrie, oud-Armenie en klein-Azie, uit landen dus,waar
eenwen lang Christenen en Mohamedanen zamen woonden, en nit
eenen tijd, toen wel de Westersche Christen-vorsten vijandig ston-
den teo-en over de Mohamedanen (welligt meer uithoofde van de
veroVerino-szucht der laatsten dan uit zuivere liefde voor de Godsdienst),
maar de wereldlijke overheersehing der Arabieren zieh nog
niet naar het verre Oosten had uitgebreid. In Spanje zelfs droeg
de Mohamedaansehe overheersehing niet dat karakter van geloofs-
dwano- als in de Oostersche landen, waar de bevolkingen meer ge-
dwee waren en bovenai het Möhamedanisme niet te strijden had te-
gen eene Godsdienst van nog meer zedelijke waarde dan het zelf be-
zit. Tegen over het heidendom trad het Möhamedanisme als vernie-
tiger op ; het Christendom daarentegen liet het peven zieh bestaan.
Mögt al het heidendom bij het onnadenkende volk nog lang sporen
achterlaten, bij de vorsten des lands was dit, althans uiterlijk en in
hunne regeringsdaden niet het geval, toen zij met het wereldlijke
gezag, het oppergezag in zaken van Godsdienst verkregen. Van hen
kan men dus; niet verwachten, dat zij munt zouden hebben geslagen,
die de herinnering droeg aan de oude Godsdienst, waaraan zij geen
gezag konden ontleenen (*).
Wat overigens het stuk no. T63 beteekenen m ag, kunnen wij moeije-
lijk gissen. Aan eene spotpenning kunnen wij niet denken, want
het vervaardigen van zoodanig stak zoude eene al te gevaarlijke grap
geweest zijn. Misschien is het stuk vervaardigd door eenen eenvou-
(*) Zie ook over dit stuk het Jburnal Asiatique 1 860 pag. 321 v lg ., alwaar men niefc'
geslaagd is in bet lezen en verklären van de legende.