
van de zoogenaamde stad Soerabaja, tot stand gebragt door den
Resident de Perez.
De waterstand van genoemde rivier was niet genoegzaam om de
pletmolen voortdurend in werking te houden, en wel hoofdzakelijk
ten gevolge van het hooge achterwater, betwelk door den vloed der
zee werd veroorzaakt, zoodat men in de oostmoeson slechts bij eb kon
doorwerken.
Eene technische beschrijving van alle destijds bestaan hebbende
werktuigen is , zondef tot groote omslagtigheid te vervallen, niet wel
mogelijk. Wanneer men daaromtrent eenigzins op de hoogte wenscht
te zijn, behoeft men slechts de oudste eneyclopedie en wel die van
Herborn, uitgegeven in het jaar 1620, na te lezen, met dien verstände
echter, dat de practische uitvoering van veel minder gehalte
te Soerabaja is geweest dan daarin wordt beschreven.
Beide etablissementen werden met ultimo 1826 tot 1833 geschorst.
Bij de invoering van het kultuurstelsel op Java deed zieh onmid-
delijk gebrek aan kopergeld gevoelen.
Dat gebrek vermeerderde aanmerkelijk door het niet uitzenden uit
Nederland van zilveren specie en het successivelijk verdwijnen van het
weinige, nog aanwezige zilver-geld naar China, Singapoer en andere *
plaatsen, waar bijna hoegenaamd geen ruilhandel bestaat. Ten gevolge
van dien kon men voorzien, dat het kopergeld de standpen-
ping van Java zou worden, gelijk het zulks werkelijk geweest is tot
aan de uitgifte van recepjssen en gouvernements-wissels op Nederland
door den Gouverneur Geperaal Rochussen.
Men voorzag toenmaals, dat de munt-etablissementen, vooral de pletmolen
, geepe gepoegzame capaciteit zouden bezitten om aan de toene-
mende behoefte aan koperen munt te kunnen völdoen, ten gevolge waar-
van men bedacht was een nieuwep pletmolen te Tawangsari, 10 a 12
palen opwaarts aan de rivier de Kalimas, op te rigten.
De uitvoering der daartoe benoodigde gebouwen werd aan den inge-
pieur van den waterstaat van Thiel opgedragen, die zieh daarvan ten