verklaart door wise, intelligent, sagacious. Wij zouden dan hebben:
« deze pities is een betaalmiddel van den wijzen koning.”
Keerzijde; iin iU« V 1 üjJa- (Chalilifat al moeminin sanat 1261);
d .i. heer der geloovigen, jaar 1261 = A. D. 1845). In dat jaar re-
geerde eveneens de Sulthan Mohamad Fachar’oedin.
Ook bij dit opschrift zijn de meeste punten weggelaten.
No. 220. Rond. Gewigt ongeveer 5 Ned. wigtjes. Diameter 3,2
Ned. duim, met een rond gat van 1,3 Ned. duim middellijn.
Voorzijde: ¡m (Jm pities karba (?) sanat 1261); d. i,
deze p itie s jaar 1261 = A. D. 1845. Wat beteekent,
weten wij niet te verklären; de Stempel is duidelijk.
Keerzijde glad.
No. 221—231. Elf soorten van kleine, tinnen, achtkdntige pities met
een rond gat, waarvan de zwaarste ongeveer 1 Ned. wigtje en de
ligtste ongeveer 0.7 Ned. wigtje weegt. Zij zijn allen aan de eene zijde
glad en dragen aan de andere zijde het opschrift: ti/Ui) _sy-
(Sulthan Anom Sri Inglaga.)
Een jaartal is op deze munten niet uitgedrukt, zoodat wij tot gids,
om den tijd der stempeling te bepalen , slechts de namen en titels van
den vorst hebben. Onder de Djambische vorsten vinden wij , volgens
de zegelstempels onder de originele contracten, door hen met de voor-
malige Oost-Indische Compagnie en de tegenwoordige Nederlandsch-
Indische Regering gesloten, in 1721 Sulthan Astra Inglaga; in 1756
Sulthan Ahmad Zin’oedin, wiens zegel in het randschrift heeft: Sulthan
Anom Sri Inglaga; in 1833 Sulthan Fachar’oedin met hetzelfde
randschrift om zijn zegel.
Dit randschrift heeft een sterk Javaansch karakter en beteekent:
«de jonge Sulthan (oppervorst), de luisterrijke in den oorlog.” —De
vorsten van Soerakarta en Djokjokarta voeren ten huidigen dage nog
den titel van Senapati ingalaga, dat is: opperbevelhebber in den
oorlog.
De vorst van Djambi, die in 1721 regeerde, schijnt de laatste geweest