Java (Hindoe-t'ijdperJc). — Zilver.
in de vaas met bloemen op no. 121, 122 en 123 eene vaas, waaruit
eene rookkolom opstijgt en daarneven twee bloemen. Volgens de
tjondrä-sengkälä of figuurlijke tijdberekening der oude Javanen ver-
klaarde hij de vaas door 9, de bloemen door 6, en de rook door 5,
zoodat het jaartal zou zijn 569 = A. D.
Dat deze holle munten door Hindoes zijn aangemaakt, is een ver-
moeden, dat wordt versterkt door de omstandigheid, dat Marsden in
zijn werk Numismata Orientalia, deel II, plaat XLVIII, afbeeldingen
geeft van oude Ceilonsche gouden munten van gelijk fatsoen, boezeer
geheel anders gestempeld.
No. 125 is een klein, rond stuk, mede hoi ingestempeld met eene
vierpuntige ster in den vorm van eene geopende bloem evenals op
no. 120—122. De bolle zijde heeft gewoonlijk eenige sporen van figuren,
die volgens den heer Friederich de Sanskrit letter md uitmaken. Of
deze letter het begin is van Madjapait, dan wel van eenigen anderen
naam, durven wij niet beslissen. Op sommige exemplaren schijnt
zieh een grove parelrand rondom de letter te vertoonen; ook is de
vorm van de letter, hoewel hetzelfde karakter beh'oudende, op alle
exemplaren niet volkomen dezelfde.
No. 126 is eene variant van no. 125. Deze soort is kleiner, veel
dikker, eenigzins ligter en niet hoi ingestempeld. Ten aanzien van
de daarop voorkomende letter, wier vorm, naar het schijnt, regel-
matiger is, geldt overigens hetzelfde als bij no. 125 is aangeteekend.
Nog bestaan er zilveren muntjes met ongeveer denzelfden Stempel
als no. 125 en 126, die echter gemiddeld slechts 1.1 Ned. wigtje
wegen en waarschijnlijk onderdeelen van eerstbedoelden zijn. Ver-
mits deze soort zieh slechts door hären kleineren omvang onderseheidt,
hebben wij het niet noodig geacht haar afzonderlijk aftebeelden.
No. 127 is een muntje, dat gemiddeld 0,6 Ned. wigtje weegt en
aan de eene zijde duidelijk eene vierbladige bloem vertoont, terwijl
op de andere, zeer platte zijde soms sporen te vinden zijn van de
letter, welke op de voorgaande munten gevonden wordt.