Bij aankomst in Nederland werd ik van wege den Minister van
Kolonien uitgenoodigd, een verslag te geven van den toestand van
de munt en pletmolen te Soerabaja.
Dat verslag kwam hierop neder: dat van al bet bestaande, zoowel
nieuw aangemaakt, als oud, van munt en pletmolen niets meer ge-
bruikt konde worden; dat munt en pletmolen nimmer günstige resul-
taten, noch eene redelijke muntsoort hadden opgeleverd, omdat steeds
op de gebrekkigste wijze was gewerkt; dat, bijaldien de munt en
pletmolen tot ringmunting moesten worden ingerigt, ook daartoe
twee geheel nieuwe etablissementen moesten worden opgerigt; dat,
zoo het Gouvernement in de spoedige aanmunting van het koperen
pasgeld bijzonder veel belang stelde, blijkbaar uit de bepaling, dat
in drie jaren tijds / 12,000,000 aan dat geld moest zijn vervaardigd,
het alsdan was aan te raden de aanmunt van het koperen pasgeld
over te lateu aan de vrije eoncurrentie in Europa, want, dat het
volstrekt ondoenlijk was, in drie jaren tijds twee belangrijke etablissementen
op Java tot stand te brengen en daarin kopergeld tot het
verlangde bedrag aan te maken.
Het was hoofdzakelijk door dit verslag, ,dat bet Ministerie van
Kolonien tot het besluit kwam, de aanmunting in Nederland uit te
besteden en geheel af te zien van een herstel van munt en pletmolen
te Soerabaja.