stören, welke zij vroeger hadden helpen vaststellen, en zelfs ging men
m de munt te Middelburg zoo ver , om met het snijden der no°odige
Stempels een aanvang te maken.
Doch nukwam, overeenkomstig art. 22 zijner instructie, het boven
' genoemde collegie van raden en generaal-meesters der munt met eene
remonstrantie van 31 Mei 1726 bij de Staten Generaal tusschen beiden,
waarin het, under mededeeling der eigendunkelijke handelwijze van
de Oost-Indische Compagnie en der Staten van Holland en Zeeland,
vóorstelde de muntmeesters der Vereenigde Provincien, op eene boete
van 1.000 zilveren rijders voor elk tegen de bepalingen gemaakt stuk,
te verbieden eenige andere zilveren dukatons te munten of te doen
mnntçn dan voorgeschreven was, tot tijd en wijle Hun Hoog Mögenden
daaromtrent anders mogten beschikt hébben.
De gedeputeerden uit de Staten van Holland en Zeeland bij de
' Staten Generaal namen van deze remonstrantie kopij, om haar in de
. vergadering der Staten hunner respective provincien te behandelen, en
de remonstrantie zélve werd in handen gesteld van Hun Hoog Mögenden
gedeputeerden tot de zaken van de munt, ten fine van consideration,
bërigt en ádvies.
• Het collegie van raden en generaal-meesters der munt, dat door den
voortgang, welken intussohen- het slaan van dukatons voor Indie in
Zeeland nam, bijzonder gekrenkt schijnt geweest te zijn, diende, weinige
dagen Iatèr ( l o Junij 1726) eene nieuwe remonstrantie bij de Staten
Generaal in , waarbij het voöral dfeed uitkomen, dat hierdoor de Gene-
raliteits standpenning veranderd werd in eene■ provinciale munt, ge-
mengd met het merk eener particulière societeit.
■ Na eenige delibératiën werd door de Staten Generaal goed gevonden
den muntmeester en de muntbedienden in Zeeland aanteschrijven, zieh
te onthouden van het maken van eenige verandering in den Stempel
van den zilveren dukaton en van het slaan van penningen met zoodanig
veranderden Stempel ,, op straffe’ volgens de plakaten te zullen worden
vervolgd. Tevens werd besloten aan de Staten van Zeeland bij mis