
& bit
iebï£3.- , .Æ 2 g oe !
». • .*afs» ■* N» ■» . » î ' 1 *■« - \ sh)B
« A
1
if
^ I!* .^rVü t. . ,, . . ■ ■ !• ■ . / y. . '
de Compagnie het ontbrekende zou aanvullen, even als omgekeerd
de vorst gehouden zou zijn het meerdere terug te geven.
Nevens deze reeds verkregene, günstige voorwaarden berigtten nog
uit Cochin China teruggekeerde personen, dat de Compagnie, indien
zij de levering dezer muntsoort op zieh nam, geene concurrentie,
althans vooreerst niet, te duehten zou hebben. Want, aan de Chi-
nezen was het in Cochin China verboden deze munt aan te maken
en aan de Franschen ontbraken daartoe i de materialen en eene munt-
plaats. Deze laatsten waren echter zoo begeerig om aan het verlangen
van den vorst te voldoen, dat zij reeds met groote onkosten deskun-
digen in het vak van munten naar Cochin China hadden laten komen.
Om al deze redenen en omdat de Compagnie door dat middel 1° steeds
den voorrang in de negotie in Cochin China zou hebben, 2° in Staat zou
zijn, onmiddelijk bij aankomst aldaar van hareschepen, goud, suiker
en meer "andere producten te laden, op welke zij anders wel drie à vier
maanden wachten moest, 3“ vele moeijelijkheden zou vermieden met
geschenken, ongelden en bedriegerijen in de sapeka’s , eindelijk 4 °, omdat
men vermeende , dat op het vervaardigen dezer munten nog al eenig
voordeel voor de Compagnie te behalen zou zijn, werd den 24enJunij
1755 in Rade van Indië besloten eene proef daarmede te nemen,
te meer omdat men begreep, dat, wanneer die munt in het vervolg
bevonden mögt worden voor Cochin China niet geschikt te zijn, zij
toch nog altijd met voordeel in Oost Java en op Bali zoude kunnen
gebruikt worden. Volgens het overgezonden monster moesten deze
munten vervaardigd worden uit eene alliage van koper, lood en tin.
Ten overstaan van eenige gecommitteerden werd tot de munting
overgegaan,/doch alras bleek, dat men eene siechte speculatie was
begonnen, waarom bij resolutie van 7 November 1755 besloten werd"
van deze onderneming geheel aftezien.
In 1757 kwam de Regering op het zonderlinge denkbeeid, om het
verwisselen van zilveren munt tegen kopergeld te verbieden, behalve
aan den pachter te ’Batavia van de groentenkramen en winkels. Zij had
10