
J A V A
GEDURENDE HET HINDOE-TIJDPERK (*).
G O Ü D .
Crawfurd zegt in zijne History of the Indian Archipelago, deel I ,
biz. 281: a de armoede en barbaarschheid van de ouds inlanders van
n den Archipel wordt aangeduid door hunne onwetendheid in het gebruik
a van edele metalen als geld. Onder de uitgebreide en merkwaardige
a verscheidenbeid van overblijfselen uit den voortijd, die Java heeft
a opgeleverd, en terwijl eene groote verscheidenheid van koperen en
h tinnen munten is gevonden, is nimmer eenige gouden munt ont-
ii dekt, en zilveren munt is slechts bij eene of twee gelegenheden
a gevonden.” Gouden munt heeft evenwel vöör de invoering van het
Mohamedanisme op Java bestaan en zilveren munt is aldaar ver van
zeldzaam geweest.
Het Bataviaasch Genootschap van Künsten en Wetenscbappen bezit
twee soorten van gouden muntjes uit de Hindoe-periode, in midden-Java
opgegraven.
De eene soort (pi. 11/, no. 113) weegt gemiddeld 2.4 ned. wigtjes, en
heeft een gehalte van 0.834. Aan de eene, eenigzins ingedrukte zijde ziet
men een vierkant vakje, met eene streep in het midden, aan welker beide
zijden zieh eene kleine, meer of min bolvormige figuur bevindt, zoodat
het gebeel doet denken aan eenen linggam of aan een lotus-bloem.
(*) Onder Java verstaan wij hier dat gedeelte Tan genoemd eiland , hetgeen ligt ten oosten
van Cheribon o f van de Soenda-landen, en waar de JaTaansche taal wordt gesproken.