
D J A M B I.
Even als Palembang, schijnt Djambi in vroegere jaren eene uitge-
breide circulatie gehad te bebben van kleine, tinnen munt, die ook
daar pities beette en waarvan verscbeidene exemplaren van verschil-
lenden Stempel zicb in het kabinet van het Bataviaaseb Genootschap
van Künsten en Wetenschappen bevinden. Zij zijn de volgende:
No. 218. Rofid. Gewigt p. m. 5 Ned. wigtjes. Diameter 3 Ned.
duimen, met een Vierkant gat van 1 Ned. duim in doorsnede. Voor-
zijde: ui** übä- (Chalifat' al moeminin) ; d. i. heer der geloovigen.
£Wij bebben ook een exemplaar, waarop deze woorden omgekeerd zijn
gestempeld.] Keerzijde: i'oi ii» (sanat 1256); d. i. jaar 1256=A. D.
1840, benevens eenige strepen, die meer schijnen te dienen om de
ledige ruimte op de munt te vullen, dan eenige beteekenis te bebben.
De vorst, die in 1840 in Djambi heersehte, was Sulthan Mo-
bamad Fachar’oedin.
No. 219. Rond. Gewigt ongeveer 5 Ned. wigtjes. Diameter 3 Ned.
duim met een rond gat van 13 millimeters middellijn. Voorzijde:
fJj bub (Jni pities belandja radja fathom). De spelling is
nog al foutief, vooral door bet weglaten van de meeste punten, die
bij de letters bebooren.
Oppervlakkig zou men geneigd zijn dit opsebrift te vertalen door:
a deze pities is een betaalmiddel van den vorst van Patani (op bet
Maleische schier-eiland). Maar vooreerst bebben wij deze munt uit
Djambi ontvangen met de verzekering, datzij daar te buis beboorde,
en ten tweede zou de spelling ^Uai voor of al zeer vrij zijn.
Yeeleer meenen wij te mögen afieiden van , dat Richardson