I f
H i
S U M A T R A .
ATJEH.
Hoewel het rijk Atjeh geea gedeelte uitmaakt van Nederlandsch-
Indie, meenen wij toch eene beschrijving der munten van dat rijk
gevoegelijk in dit werk te kunnen opnemen, omdat Atjeh gelegen is
op het eiland Sumatra, waarvan verre weg het grootste gedeelte tot
Nederlandsch-Indie behoort, en ook, omdat Atjeh blijkt de inlandsche
staat van iden Oosterschen archipel te zijn, waar een ordelijk munt-
wezen het ernstigste is gemeend geweest. Wij mögen dit immers
afleiden uit de omsta'ndigheid, dat munten van hetzelfde gehalte en
dezelfde grootte aldaar door verschillende vorsten zijn geslagen, zoo-
dat daarbij een vast systema op den voorgrond stond.
Sedert lang zijn gouden en tinnen munten van Atjeh bekend. In
de reisbeSehrijving van John Davis van 1598 (#) leest men: «Men
« heeft er verscheidene soorten van munt: cashes, mass, hmpan, pardaw
« en tayell. Kapitein Davis zag maar twee soorten j eene van goud,
« genaamd mass, ter grootte van eenen stuiver, en zoo gemeen als
n deze in Engeland is; de andere van lood p in ?j , genoemd caxas
a of cashes. Omtrent 1600 cashes maiden eenen mass; 400 cashes eenen
ukoupan; 4 koupans eenen mass. Vijf mass zijn 4 Engelsche schel-
ii lingen; 4 mass maken eenen pardaw; vier pardaws zijn een tayell.”
De koepang’s, pardaw’s en tail’s zijn hoogst waarsehijnlijk sleehts
conventionele munten geweest, want deze zijn ons nimmer voorgekomen.
(*) Prevost, hist, beschr. der reizen, enz., deel I , bl. 449.