
ÎO RE R U M N A T U R A L I U M
Num. 6. Mûris, JyheJlris, Americani, famina.
A ^ appe lktur , quum fylvas incolat. Dicitur autem mire fecunda
eip & quolibec kmeftri fpatio s , lo ad i x catulo. procreare j uci in hàcce patee, aux i x foetus
íimul eftudit quorum bmi etiamnum papillis adhi-rentes, & ínter fugendum capt^ adfu Ò defuper liquore,
uberibus immortui funt. Capite priori fimilis dì hxc fpecies : at dorfi color obfcurê ruber eft
S a l i l i nr T^"'- P^Catuli adhuc pufiUi & nudi funt. Arañéis veftc^i liüilh^a'n^c' Si'p"e ciem, pro vero perhibetur. d'finunt:
Num. 7. Glis, fm Mus Avdlanarum, Americanus, agrejli,, albus.
Et hsc quinta fpecies in fylvis & agris commoratur, acceptum fibi pabulum in his quccrens Tota
alba eft & tenui longoque capite, roftroque veluti fuillo donata, cui long, dcntes infident, confrintendis
nucbus aptati: auricuk breves, rotunda: barba denfa & prolixa: corpus breve,at latum, u 2 n s
aquauci, raris, craffis & transparentibus pilis veftitur: pedes nkrat ium cfirium smuli.
Num. 8. Mus, feu Sorex, Americams, major, agreftis, cafite grandi, Julius.
Sexta demum fpecies ifthxc, per dorfum ex rufFo lutea, caudam pedesque fubtus ex flavo albefcentcs
exhibet. Juniori pJus nondum Lcrevit. Caput latum, tumens, alb'icat,^,nfigncs & gllrTs e i .cn " u
ncLÜas Ocuh adhucdum occlufi ilint, more catulis modo natis proprio: b'rba interim fari^proi a
Num. 9. SaUton Muris, domefiici, nojlratis, dhtjfmum, mila parte mutilum.
Num. IO. Avicula, de Quauhcilui diíía, caudk longk, magnitudine
Pajferis nofiratis.
Mexicana h^c avicula, roftro prxdita longiffimo, pennas gerit grifeas, ex rubro amceniinmc & flavo
variegata. Ex Uropygio bin^ protenduntur penn^,"^ longilimarT prorfus rubrT ^cloTZZisZt
t a b u l a
Num. ff. AmerHaunfchi Bofchmmi, het rayfje.
Dit Vierde foort van Bofchrnuizen wordt van de Griekcn
A»^ {Agnot) gcnaaint,om dat hetzichindeborchcnenaklceren
onthoüdt. Daarwordtvanoctuigt.datzyfterk voortteelen,en alle
twee maanden p, 10, oflijongen voortbrengen, gelyk deze
alli.erverloont,dietwaalfjongen on eenmaal heeft voJrtiebragt,
waarvan crnogtweeaan de tepeltjeshangen, die al zuieendc
gaande het hoofdt komt dit foort met de vooFgaande overeenmaar
het is heel donker rood van bovenlyf, van onderen muisi
vani, met een körten dikken ftaart, hebbende aan aUe de klaau-
I f L 1,7° u" De jongen zyn nog klein
en naakt. Het wordt voor een waarheit verhialt, dat dit foort
de fpmnen tot haar voedfel heeft.
Num. 7. iVeß-Mifche, -witte, Hafeìmuù, zieh
mede in de hoffchen mthoudende.
Dit is het vyfde foort van Weft-Indifche rnnizen, HMmm,
genoemt,^ latende zieh mede in de boifchen en bouw'anden vin"
den, om t voedfel, dat hairbehaagt, te Zoeken. Dit foort is
in t geheel wit, met een dun,lang, hoofdt,en fnuit.als een varken
met lange tanden, om de noten te kunnen kraken, kort en
rond van ooren, groot en lang van baardt, kort en dik als een
water™, met enkelde ,dikke, lange, doorfchynende haairen bezct!
De poten komen met die van de inlandfche ratten overeen
Num. 8. Jmg Wejl-ïndifch Bofchmuisje, cf
Bofchratji, met een breed hoof de.
Dit is het zesde foort, over den rug ros geel. Van onderen
zyn de poten en de ftaart geelachtig 4it. îlet is noe k a T ™
zonderhaair; heeft een bree!,dik eni i t hooSt meîgfoÎe k'ale
opft^nde ooren, met gedotene oogen, als nog blinf zvnd'e van
Jonghe,t; doeh reets knghaairig^aS baardf, âls S e " a n
weerzyden onder de ooren. De poten zyn gelyk die van Num.
5. Als zy oud zyn, zyn zo groot als een mitelyke kat.
Num. 5. Geraamte'van een inlandfche Huimuis,
wolkomen-wit, en ongtfihonden.
Num. 10. Vogeltje, de Quauhcilui genoemt, met
etn langen Jlaart, zo groot ah onze Mufch.
r vogel, niet grorer dan onze inlandfche
Mufeh, heel lang van bek, met twee lange ftaartpén^n,
a " ' " " fchoon rood en geef uitgemonflert.
De twee lange Itaartpennen zyn geheel rood. De borii en 't onderlyl
zyn hcht eeel, met rood vermengts het hoofdt fchoon
graauw en de Sek wcérfchynend groen; vooriSinof van benen
en klaauwcn, ^
T W E E