9 4 r e r u m NA T U R A L I U M
T A B U L A a U I N a U A G E S IMA ET NONA.
Num. I. Avis Kakatoeha, Orientalis, ex infdis Moluccif, enfiata.
candidíJJ'ma if falphurea.
Aves h ^ ex infulis Moluccis, tum & ex Ceram, vivx , B.taviam dcferumur, & inde quandoque in
Belsmm, raro ramen adhuc v.ventes: licet earum nonnull^ h e fuperftites viderimus CanMa toe vocatur
ob nivcam albitudmcm pennarura majoram, qua: dor fum, alas thoracem, & caudam ornant Sub
S e pennarum candore fulphureo-flavus em>cat color. Cnfta tota c prohxis conflata plumis, fatnrata
p r o r L fulphuris flavedmeYuperbk. D.lutior flavedo fitam fub oculis partem, coll.que fuperfe.em &
L i e proximam corporis partem tingit. Frons fere tota albicat. Roftrum ™nde, latum inc
^ v u r penitus n .grLi , pigmento quafi cyaneo obdudum eft Ocuh infignes, Lcidi coloris fufci
L v o anbLtur circulo. Lingua admodum crafli eft, dura, fufca. Crura brevia, craffa. .Pedes &
r ™ e s , qudm m Pfittacis, lon^ores funt. In quatuor digitos pes uterque find,tut, quorum bin. antrorPum,
retrorfum bmi exporriguntur. D. Valentyn in Hißona A^mm AmUmmfitm, fag. tres
t l n t ùm m digitos abire fingulos pedes a f c i t , figno manifeftiflimo, quantum ab ip o non animadverfum
effe Autorlic Kakatoeharum ucs facit fpecies, aJhas nimi rum, M e s , & ruhras : albas rurfum in majores
& mmres dispefcit. Quanquam fatis probabile fit, piures hujusce generis dari fpecies : quia tamen, prxter
banc, alií hadenus nulla nobis occurrit, huic rei hand immorabimur dmuus, didis duntaxat id adj
u n f t u r i , avem hanc indole fimili, & aptitudine ad loquendum, a natura donatam effe, ac Pfittacos, &
Loeris didas.
Num. 2. Avis de Cocho, Fßttaci [pedes. Mexicana, -vario colore.
Capitis pofticam partem, dorfum omne, ventremque, & caudam, faturatè coccinus tingit color. Plum
x , Collum veftieníes, rubent; dum alas prafina ornat piûura Peimarum marpes emaculati candoris
fimbria quafi ambit. Fronti imminet criftula purpurea. Oculi enruléis circula Tuccinguntur. Roftrum
incurvum, plumxque ingluviem regentes, amcena nitent flavedine. Pennx alarum veftitrices purpura
dilutiore quam elegantiffimè pinguntur. Crura dilute cerulea funt ; pedesque ex cinereo gtiiei, Elt êc
hxc avis à natura ita comparata, ut loquela informati queat.
Num. 3. Avis, Mexicana, magnitudine Pafferit.
T o t um corpus ejus amoenè carruleum ex purpureo quafi obumbratur; exceptis alis, qua; minio infera;i
ex nigro variegantur. Caput globofum eft. Oculi & ingluvies, fupra & infira, pilofis quafi plumulis,
nigricantibus, veftiuntur. Sub alis & fuprà candara qux confpicinntur plumulx, ex dilute cinereo flayelcunt.
Pedes Sc unguiculi admodum graciles funt. Ofcines autem inter aves retertur.
Num. 4.
N E G E N EN VYFTIGSTE TAFEREEL.
Num. 1. Kakatoeha nan de Molukfche eiìanden,
•van cene niitle en icuiamìachtige <veruie.
; leren klappen als de
zo even gezegde cilanden, als
r Batavia gebragt,
Deze vogelen worden van
mede van Ceram , levendig ]
zomwylen naar Hollandt gevoert, doch leiden in t leven. w y
hebben 'er echter verfcheide levendig gezien. Deze wordt de
Willi gcniamt, cm dat zyne grootfte veeren Over den rüg, de
vlerken, bortl en (laart fneeuw-wit zyn. Onder de witte veären
fchynt een gele zwavelachtige verw. De kuif, die uit lange
vecren beilaat, is in 't geheclhoog zwavel-geel. Aan den hals,
onder de oogen, en verder längs den hals, is hy licht geelachtig.
Het voorhoofdt is meeft wit. De grote, brede, kromme, bek
is ganfch zwait, en als met blaauw overtrokken. De oogen zyn
groot,blinkende,en bruin,rnct een gelen kring omvat. De tong
js zeer dik, bruin en hard. De bcnen zyn kort en dik. De polen
en klaauwen zyn langer dan die van de Papegaaicn. Zy hebhi^
nvier:eenenaaniederpoot,van welke twee voor,en twee ach-
;ckeert llaan. De H terwaarts gckeert Itaan.Hrr.. VVaalleennttyynn,, imn zzyyaaee BBeejfccbhrryyvviiínígg--
dtr Ambmfihi •vigilen, fol. ; iC, zegt, dat zy maar drie teenen aan
ieder poot hebben , en heeft dus klaarblylielyk de vierde over 't
hoofdt gezien. De zelve Schryver vertfeelt de Kakatoès in drie
fporten, namentlyk in wV/e, groene, en rode. De witte verdeelt
hy nog in twee, te weten in ^ole en kleine. Het is wel waarfchynlyk,
dat 'er meer dan een foort van dit geilacht is; maar
vermits 'er ons, behalven deze,geen andere tôt nu toe is voorgekomen,
zullen wy ons daar niet verder over uitlaten, en alleen
by 't gezegdc voegen, dat deze vogel den zclven aardc en de zelve
geneigtheit van de natuur heeft (
Loeris en Papegaaicn.
Num. 1. MexHaanfche Perkiet, met •verfcheide
zeer fchme •vertuen.
Hy is over 't achterhoofdt, den gehelcn rug, het onderlyf, en
den Ilaart van een hoog fcharlaken rood. De veêren om den
hals zyn rood; de vlerken gras-groen, en de pennen om de kanten
met een helder wit als bezoomt. Op ' t voorhoofdt ftaat een
paars kuifíe, en om de oogen zyn blaauwe kringen. De kromme
bek is fehoon geel, als mede de veêren over den krop. De
Wieken boven aan de vlerken zyn fehoon licht paars, de fchenkels
licht blaauw, en de poten afchgraauw. Deze Vogel heeft
van de natuur eene neiging en bekwaamheit om te leren fpreken.
Num. 3. Mexilcaanfih •vogeltje, -van grootte als
ein Mofch.
Het is fehoon blaauw,met paars als ovcrfchaduwt over 't ganfche
lyf, behalven de vlerken,die Menic-rood,met zwart uitgcmonftert,
zyn. Het hoofdt is rond, en de oogen en krop onder
en boven met zwarte haairige' vcértjes begroeit, Onder de vlerkjcs
en boven op den ñaart zyn de veértjes licht afchgeel. Hei
hceft zeer dünne beentjes en klaauwtjes, en wordt mede onder
de zangvogelen gerekent.
Num, 4,