R E R U M NATURALIUM
N u m . 2. Xiphion anguflifolium, fiore ex lateritio, rubro (f -viridi, wrßcolore.
N u m . 5. Xiphion latifolmm, caule donatum, fiore atropurpurante,
Tournef. Inft. p. 363.
N u m . 4. Xiphion, Forcellana diäum. Toumef. ibid, feu Iris iulhofa.
Porcellana dióia Herrn. H. L. B.
Tres Lisce Plancis cum Tourneforrio inter Xiftía retulimus, quum novo huicce generi videantur
proxime accedere: à reliquis Botanographis, Moriibno, Hermanno, Dodonio, Clufio, aliisque,
hulbofr nomme iinpertuintur. Adraodum varia: funt illarum fpecies, precipue quoad florum piduram,
in qua modis inefiabilibus varianda, ipeiäaculo amocniffimo, lafciviens ludir natura.
N u m . 5. Ellebonne prima, recentmum. Cluf. Hiil. PI. L. II, C. 4 3 , p. 2/2.
Hsc eft, quam á rudi quadam fimilitudinc Calceótim beata Mctru appellarunt alii, nomine tarnen
accuratiores inter Botánicos haud recepto.
T A B U L A NONA.
N u m . I. Euphorbium, j^frum, Jpinofum, foltis latioribus, non fpinofis.
Ita' fane videtiir eíTe nominanda hxcce Planta, qua: ad iujhorlia accedit propiiis, quim quidem ad
Tithymalos. His tarnen accenfetur in horto Beaumont: cujus eft foboles, fub nomine Tithymali, Akicam,
arborefcentt!., fpnoß é-foliofi, UBefcentis, é" Euphorbium fundentis.
N u m . 2. Exhibemus folium ejusdem Euphorbii, magnitudine fuá naturali.
N u m . 3. Eicoides, feu Eicus Aizjoides, Africana, minor, multicaulis, foltis
plants, fiore intits rubro, extus incarnato. Herm. C. L.
N u m . 4. Chamicrißa Pauonis, Braßliana, fdiquaßngulari. Breyn. Cent. I ,p. 64.
Num. 5.
n naauwkeurige k Num. 1. ZineerMms-iruidt, mtt fmalle hla- enners niet
den, en hloemen man allerhmde rode m
groene •vermen.
Num. 3. ZiDeerdelms-huidt, met hede Maden
, op een ßeel ßamde, en een zivarte purhloern.
Zie Toumefort
Inßit. pag. j f f j .
Num. 4. Zmeerdekens-huidt, Porcellein genoemt.
Dit kmidt wordt aUus genocmt, om dat hct met blaauw,cn andere
verwen als porcellein gefchildert vatoontwordt iaa^Tmrmfort
op de boven aangewezene plaals. Zy wordc de bolachtige Ireas
of Lifch genaamt yan den Hre. Proftflbr Hirrmnns in zynKruidboek
van den akademie-tuin te Leiden.
Deie d. ie planten hebben wy met Toumifm onder de XipUa
geplaatft, mdetnaal 2y hct nwü aan dit nieuw geflacht fchynen
te komen. Van de ovcrige kruidbefchryvers.Ärj/oa.ÄirM»«,
Monaus a,,ßus,en andere, worden zy knobbclachtige of
klifterachtige Ireaflen genaamt. Hare foorten zvn zeer verlihillende,
voornamemlyk omtrent de kolcnren der bloemen, waar
in de natuur door onuitdrukkelyke verfcheidenheden zeer weel-
Jeuft w S ' vermakelyk gezieht te geven, be-
Num. j. Nieshuidt, eerße fiart der nkunue
huidhefchryvers.
Hn is dit foortvanNieskruidt,datomzekeremwcecIykeni/re
door cemgei) Pymfchoa, of Mafiin- oiOnztr Frmmnfihoiti genoemt
wordt, hoewel deze i
aangenomen wordt.
N E G E N D E T A F E R E E L.
Num. I. Afrikamfche'Eaflioihiara, met doornen
hezet, hehlende Irede Maden, zonder
doomen.
Deze naam fchynt aan dit gewas met recht te kunnen geaeven
worden, terwyl het meer ovcreenkomt met de Eafhtrbiam,
dan met het kmidt,genaamt^»//wfÄ, onder Wiens geflacht het
evenwel gcvoegt is in den tuin van den Hre, Eeaumont; want
wy hebben het daar van daan gekregen, ondev den naam van
•^frikaanfche hießirachlige Wolf ¡melk, met domm en blaäen hezet,
gevende melk en het zap Euphorbium,
Num. 1. Kter -wordt een Made man het zo even
gemeide Euphorbium in zyne natuurlyke
grootte mertoont,
Num. 3. AfriJtaanfche, altydt groenende, Meine,
meelßeelige mjg, met platte Maden en Moemn, die
•van hinnen rood en man huiten lyfkouleur xjn,
molgens Hermanns Cat. Lugd.
Num. 4. Brafiliaanfche Meine Paaunienkam,
met een enketd houtje, man Breyn. Cent.
I , p. 64.
Num. j-,