I64 RE R U M NATURALIUM
* Num. 8. Pullus hie eft Crocodili maiciilus, poflica corporis parte adhuc ovi tefta: adherens.
Num. 5?. Hie pullus integre iam exclufus, vitello tamcn ope funiculi adhuc alligatus eil : fucco pleniííimus
cdamnum viccllus eft, vafisque ianguineis prxdicus.
N u m . 10. Crocodilus junior, Ceilonkus.
N o n infigne eft horum cjuoad formam à prxcedentibus Crocodilis Marinis diicrimen. Craflb fune
6c curto capite. Squamx planx & oblonga:, ex luteo &c fpadiceo, marmoris in modum, variegatse,
cucim tcn-unt. Dicuntur non adeo maligni efle, cjuam Crocodili marini 5 fiquidem in fluminibus habitantes,
pabulum fuum qiixrcntes, ubi in terram prodeunt, fugiant hominem, & ocyus Tefe in aquas
rurfum proripiant. ^ •
Num. 11. Pullus hicce Crocodili fcemininus ventrem exhibec fere penitus clauiiira, parva iàltem
portione funiculi umbilicalis inde adhuc propendente.
Num. II. Ab omnibus hicce rcliquiis liberatus pabulum, quo ie fuftentet, proprio marte quxrere
iam novit.
Precedente Tabula de pullis Crocodilorum Africanorum &: Ceiloneniium, horumque ovis, iam locuci
fumus: interea vero temporis colledtionem hancce elegantiftimam dono accepimus à Fautore noftro venerandiilimo,
D. Frederico Eck, cujus iam ante iingularem laudavimus munincentiam. Confpiciuniur hie
varia Crocodilorum ova, una cum pullis tam contentis, quam defaóto exclufis, ordine pulcherrimo,
juxta fucceliivas periodos digefta,ut forte centum annorum fpatio concinna adeo feries reperiti vix queatj
fiquidem omnia hie collega &c perfeóba, prout in Tabula reprarfentantur, oculis queant ufurpari. Sub
arenis ora; maritima:, in portu Craco, reperta, optimè conftituta, confervata, in lagena liquore Kil'
í/híw/repietà hue pervenerunt. Specimina harcce pretiofiíTima rariftìmè obvia fune alicubi, & rairabilium
Dei operum documenta prxbent luce meridiana clariora. Ita Conditor fupr'emus ex decreto fuo imperfcrutabili
cunda quam fapicntiÌTimè, & fummà cum providentiá, creavit, uti Piàlmifta Pf. C//^canic.
Q u x porrò de Crocodilis notanda veniunt, fequentes Tabula dabunt.
Num. I. Lit. A. Ovum Crocodili.
B. Tefta ejus exterior, Calcaria, dura, qui Animalcuh contemi allifu facile frangicur
& defquamatur.
C . Roftrum pulii iam iam prorupturum.
D . Involucrum craiTum, membranaceum, Aiut i inftar cenax, non facile rumpendum.
Num. 2. Lic. A. Roftri ferè pars dimidia, iam è tefta prominens.
Num. }. Lit. A. Hie caput & colli pars iam excluí funt.
B. Materies dura, glutinoià, caput deprimens.
C . Livolucra interna, quibus in ovo continetur pullus. •
Num. 4. Lit. A. Híc pullus dorfo curvato, & capite deorfum fpedante, per medium ovi prorumpere
conatur, uti lit. D monftrac.
• ' B. Membrana cralTa intermedia eft.
C . Membrana interior tenuis, quail complicata.
Num. 5.
Num. S. Dir verbeeldc een mannetje van een jong Krokodillctjcj
dat nog mer zyn achterlyf in het eidop vait gehechi is.
Num. 9. Dit dier is reels gehecl uit het ei, maar nog niet
van zyn doojer onclafl:,daar het nog njet de ftrengen aan vail zie.
Dezc doojer is nog geheel fappigjCQ met bloedige adcrtjes over-
Num. ro. Jonge Ceilonßhe Kaman, of Krokodil.
Dcze verrchillen nicc veel van de voorgaande zee-Krokodillen
in gedaante, behalven dat zy kort en c ^ van hoofdt zyn. De
ßhubben leggcn plat cn langwerpigovcr de hüidt,geelenbruinvcrwig
getekenc, als gcmarmcrt. Mcn zcgt, dat ze niet zo vuil
of zo kwaad zyn, als de zee-Krokodillen, om dat zy zieh in de
riviercn onthoudcn, ora hun voedfel te zockcn, en, als zv aan
landt komen, voor den mcnfch vluchten, en aanftonts weacr in
de rivicr fpringen.
Num. I r. Hier ziet men den buik van het jongc Krokodildicrtjc,
het wyfje, ^na geheel gcilotcn, hangende alleen cen
klein vliezig overblyflel van de navelftreng nog uit den zelven,
Num. n. Deze jonge Krokodil is m zyn gehecl van alle
overblyfrclen, na dat het zyn ei-dop heeft verlaten, gezuivert,
en in itaac het voedfel te zockcn, waar van het belhan moet.
Wy hebben in ons voorgaande Tafereel van Afrikaanfche en
Ceüonfche jonge Krokodillen, en hare eieren, rects gefproken.
Seden is my dcze fchone vcrzameling ter handt'gekoincn,zynde
my gunilig verecrt door mynen zeer wiurden en hooggeachten
vriendc, den Viczrc Frederik Eck, wiens gulhercigheit wy reets
mcermalen hebben gcrocmt. Men ziet hier deze iCrokodil-eieren
in foortcn, ncvens de jongcn in en buitcn de ei-doppen zo fraai
en trapswyze vervolgt, aa: men de foorten roilTchien in geen
hondcrJ iaren in zulk eene nette order zal vinden, zynde hier alles
oogcnfchynelyk byecn en complect, gelyk in de plaat
toont wordt. Zy zyn aan den oevcr of het itrandc der zee in 't
zandt eerondcn, op de kuft van Craco, en zeer wel bewaart en
gcconditioneert, in een glas, met Uquor of Kilduivel gevulc,
herwaarts gezonden. Dit zyn herelyke ftukken, die zeer felden
gezien, en ergens gevonden 'worden, en men kan de wonderen
van Gods werken daar in zo duidelyk befpeuren als het daglicht.
Düs heeft de grote Schepper alles tnet wysheit en voorzienigheit
naar zynen wonderbaren raadt gefchapen en gemaakt, daar de
Pfalmift in zyn CIFPfalm van fpreekt. Wat meer van de Krokodillen
te zeggenvaltj zal in de volgende Tafcreelen worden
aangetekent.
Num. I. Let. A. Het Krokodils-ei.
B. De buitenfte harde kalkachtige fchil, die
door de beweginge van 't diertjc ligc
breekt en afTchilvert.
C. Het bekje, dat even aan 't doorbreken is
om uit te komen.
D Wyftaan de dikke, vliezige, huidt, die zeer
taaialsfemetleer is,en nietligtfcheurt.
Num. z. Let. A. Hiervertoont zieh de bek byna half buiten
't ei.
Num. Let. A. Uit dit ei is 't hoofdt en een gcdeelte van
den hals reets voor den dag.
B Vertoont de harde lymige Itoffc, die 't
hoofdt nederdrukt.
C Zyn de binnenftc vliezen, die het dier in 't
ei beklcden.
Num. ij. Let. A. Hier legt het Krokodilletje met zyn rüg
gebogen, cn met het hoofdt naar bcneden,
in 't midden van 't ei door te komen,
by let. D. aangewezen.
B Is de dikkc middelhuidt.
C Is het dünnebinnenvliesjovcr den ander als
gevouwen.
Num. f ,