T. H E S A U R U S. 1 1 7
Podici vero quinquefidi pedes aníerinos amulantur, membranis raediis ungues neilcmibus : unde quidem
Amphibios eflc, &c terrà marique vivere, pater, dum latorum pedum remigio inter natandum ie
promovent.
N u m . 2. idem inverßts.
Dorfoincumbens inferiora confpiciendapraibet, ubi venter, cinereo luteus, fubruffis maculis, veluti
flammis, ornatus nulla exhibet punita, vel granula: dum cícterx partes maculis parvis, S: magics, undique
conlperfx funt.
N u m . 3. Rana, Brafilienßs, gracilis.
Macilenta h r c , ftrigolä, junceis pedibus, coloris ex aureo flavefcentis, rari per dorfum r.ibedine variegatur.
Num. 4. Vermis Aqaaticus, feu Marims, Brafilienßs, Millepede [fecies,
Longus &: tenuis Millepedam refert: ad capitis anteriora bina gerit fpinofa cornicula; dum pedes quoque
omnes, tenuibus fpinulis, pilisque,hifpidi, elegantem variorum colorum tonum emittunt; qualis & c
corpore, per jundluras diviib, refialget.
N u m . 5. Erica, Africana, flore rubro.
Caulem copiofus arile inveftit foliorum. Spica: minoris a;mulorum, numerus, ad fummum usque
M i g i u m ; unde flores emergunt, longis innixi pedunculis, congregati, umbellam tarnen expanfione fuá
formantes.
Num. 6. Erica, Africana, altera, folio minutiffimo.
Flos ejus exiguus, purpureas, campaniformis, ferrato margine coronam refert.
T A B U L A SEPTUAGESIMA ET a u A R T A.
Num. I. Rana, Bn^dienßs, orbicularis, Pipx fiecies.
Color ejus ex rufo cinereus eft. Per dorfum, caput , & pedes, conlpiciuntur extuberantes verruculx, feu
pullula; dilute lute.-c, quarum qux maxima; funt, cervicem 8c crura obfident; minima; vero per pedes
poileriores & fc.ipulas diffeminantur. Caput, refpedu totius fat grande, infignes oculos, amplumque
r i f t um monllrat. Pedes .intici in quatuor digitos funt fiifi, longos, acutos, aiperos, & Ipinis veluti obfitos.
Ventrera dilute cinereum faturate fufca; marmoris in modum variegant macula;. Bufonum pra;
fe fcrunt ficiem, interque Pipas Americanas recenfentur, quamvis vulgarium inflar Ranarum fpeciem fuam
propagent.
Num. z.
gercn, cn lyn als de Ginic-poten,met Vellen tuflchen de klaau- veo aar
wen, waar uit te zien is, dat zy AmpbiHa, of halfllag, zyn, le- fteekies voortkömen, koppelswyze, doch z
vende op 't lande en in 't water, daar zy met de bredc voeten breidende.
bell in roejen en zwemmen kunnen.
Num. 6. Ander foort -van Afrihatißhe Hei,
met kleine hladeren.
Num. z. De zehe Padt, op den I
Wy hebben de zelve aldus laten arbeelden,omvanondcrengi
^ien te kunnen worden, daar zichdebuik afch-geel
j -- Dit foort van Afrikaanfche Heiilruik heeft zeer kleine, fmal*
htige vlakken als gevlamt, zonder Hippels, of zaadgrein- le, hladeren, en kleine, paarfle, bloemen, klokswyze van boven
tjes. De andere delen zyn alle met plekken,grotc cn kleine foor- gekurven als kroontjes.
ten, geliccl en overal als bellrooit.
Num. j. Braziliaanfihe KHnorfch.
De zclvc is fchraal,mager en teérvanbeentjcs,goud-gcel-vci
wig, met eenige rode marmcríng over den rug.
Num. 4. BraxiUaanfche lange, dmne, Zee'worm,
I Duizendbeen.
V I E R EN ZEVENTIGSTE TAFEREEL.
Num. 1. Braziltaanfche grot e, e» rond gehuìhte
Kikuorfch, rosachttg 'van 'verwe.
Over den Breden rug, 't hoofdt, en de benen zitten hoge opgcworpene
wratten,of pokken,dic licht gcel zyn. De grootlte
Voor aan het hoofiic hccft hy
de poten zyn ook fyn gcdoornt, cn haairig, met ecn íícrlykcn d'ers zyn vol kleine.. Het hoofdt is
alle zyn over den nek en de bcncn. De achterlte voeten en de fchoude
weérfch'
fync Icedtjcs is vcrdeelc,
Niim. 5. Afrihaavfche He'i y met em Yood bladt,
Zy zit digt om den ftccl,met bladeren van kleineSpyk tot bo
'•fchynvanallcrhandcverwen, gelyk het lyf ook is, dat in vry grooc, met grote oogen
Icedtics ' ' .. . . .
gellaltc van't gehecl
'yden bek. De voorllc
doordonker
poten hebben vier lange,puntige,vingers,die ruig als
nen begroeit zyn. De buik is licht' afchvcrwig, mcc u
bruine vlakken als gcmarmert. Zy hebben een Padachtig gezieht,
cn worden onder de Amerikaanfche Pipaas getclts maar
zy telen \ t gelyk de gemene Kikvorfchen.
Gg