R E R U M N A T U R A L I U M
N u m . 3. Sciurus, Virginiams, "jokns.
Supina ejus Bcies ex rufFo, prona vero ex dilute cinereo, flavefcit. Qiiatuor ei pedes flint, manuuin
Hominis imiili, acutis & incurvis unguiculis muniti. A capite ad cervicem membrana protenditur, lub
eutture concreta, qua: ad anticos usque pedes, inde veri, ad porticos etiam, exporrefta, tandem ad anuin
usque, prope cauàx exormm, decurrit, externa parte brevi crine lanuginofa, & ^imalculis liisce ab
arbore una in aliam transvolaturis,inferviens. Cauda, fatis longa, longis veftitur pilis, dcnie congeftis,
& utrimque extantibus, qui, inter volandum, vice gubemaculi ciirrentis cujusdani navigli funguntur. Sic,
quando prius in aüra fefe elevarunt, quascunque libuerit, arborcs volatu petere valent; baud lecus ac teles.
Canes Glires Muresque, volantes, quorum & Eimilix Sciurus hicce volans acceniendus venit.
Trià haflenus defcripta, Animalia noftro in Mufeo haud repcriuntur, fed petita funt ex Thdauro D.
UvmikicattU, p. m. celeberrimi, dum vivercc, rerum naturalium Colkaoris, Harlemenfis : cujus
D Vidua, D. ran der Mari, Warmunda: Pra;tori, nunc alterùm nupta , fingulan humanitate nobis
conceflit,'ifthxc ut ad vivum delineati, & ari incidi, prout Me exlúbentur, curaremus.
N u m . 4. Scilla, fm Squilla, oßcinalis, marina, Callipolitana.
Bulbofum bocce Vegetans, ad maris littora crefcens, per Britannorum navigia, Italos Callip^is ad
portus commeantia, hue transfertur, Belgis Zee-Ajuin, Germanis Meer-Zmiihel vocatum. In oflicmis
Pharmaceuticis ubique notum & ufitatum eft. Bulbi non ejusdem omnes magnitudinis & ponderiS lunt,
à libra dimidia ad quatuor, vel quinqué, pondo nonnunquam pendentes, quales fxpius miíTos accepimus,
fronde etiamnum, qua; angufta Tulipa; folia refert, ornatos. Folia hxc lurfum in acumen convergunt,
& hue translata, brevi flava fiicta, computrcfcunt. Bulbus plurimis tunicis, fibi mutuo íuper impolitis,
inftar Scillx noftratis, ad medium usque corculum, inveftitur & defenditur; quarum exteriores, prope
caulem computreíada:, & arefcendo fufcx redditx , marmoris fere piñuram exhibent, dum giurinola
fquama fiiperior, albicans, fenfim explicatur. Terrs commiífus bulbus fibrofas,tenues,emittit radículas.
Quando vero illos juxta fe invicem in granario fuper affcres collocaveramus, menfe Septembri plurimos
deprehendimus germinantes, quorum nonnulli caulem, duas, aut & dimidiam fupra duas, ulnas iongura,
formaverant, excepto etiam fupremo faftigio, quod albicantes, ftellatos, flores, admodum numerofos,
longis petiolis fuftentatos, in omni ambitu explicabat. E medio floris quina, aut fena, proras
nent minuta ftamina, flavis apiculis donata, prout fub Num. j conipici poteft.
N u m . 5. Jhalks ScilU, cum ßoribus.
Innumeri hunc in ambitu ftipant flores, ftellati, qui, fucceflìvè ab inferioribus ad fuperiorcs, feiè cxpandunt,
dura acuminatus apex arde congeftos & complicaros etiamnum gerit. In Hort. Amftelxd.
Tom. II. pag. 1 s7. jig. 54- Africana quxdam Scilla reprxfentatur, viridibus infignita Acribus, dilTeftorum
Hyacindii florum xmulis, &: bulbo flaveícente. Pomet in Hiftorià Simplicium, jag. iC6. tres ScilU
fpecies, adiuniäo fimul earundcm ufu, defcribit.
^ ' Num. e.
Num. 3. yliegmd Kelhorentji, uit Vtrgmte.
Het zelvc is van achtcren van ycrwc ros geel, m van voren
licht afchged, met vier poten, gelyk mcnichen banden, daar
fchcrpc, kromme, nagckjes aan zyn. Van het hoofdt tot den
nek fpant zieh een huidt , die onder de keel fiuit. De zclvc
breidt zieh uit tot aan de voorfte poten, en van daar naar de
ächterfte, en loopt dus tot den aars by 't begin van den ftaart.
Met deze huidt, die van achteren wollig en korthaairig is, vliegen
deze diertjes van den eenen boom in den anderen. Hun
ftaart is redelyk lang, met lange haairen, die digt by cen uitgebreid
Haan, en hen in 't vliegen dienen gelyk het roer aan een
varend fchip. Wanncer zy eerll aan 't vliegen zyn, kunnen zy
verder d.in van den eenen naar den anderen boom vliegen, gelyk
de vliegende karten, honden , ratten en muizen, daar dit geflacht
van vliegende Eekhorentjes mede onder behoort.
Deze drie bovengemclde Ilukken zyn in onze Rariteitkaraer
niet, maar in die van wylen den Heere Livimis Vincent, in zyn
Ed. leven groot en vermaard liefhebber te Haarlem. Mejuffrouw
zyne weduwe, tcgenwoordig getrouwt met den Heere Van
der Mark, Biljuw te Warmondt , heeft ons gulhertig en goedgunftig
toegelVaan de zelve naar de natuur tc laten afteKenen, en
in 't koper, gelyk zy hier vertoont worden, tc doen fnyden.
Num. 4. Zee-Ajum, mart CaUipUt.
Dit bolgewas groeit aan de oevers van de zee, en wordt van
de Engelfche ichepen, die de Italiaanrche kuften van Callipolis
bevaren, mcdegebragt. In 't Nederduitfch draagt het, als bovcn
gezegt is, den naam van Zee-^juin, en in het Hoogduitfch
«licji vaa Mm-Zmiiil. Het i« in alle Apotheken bekcnd en in
gebrulk. De bellen zyn van ongelyke grootte en gewigt, wefcnde
van een half tot vier of vyf pondcn, gelyk wy 'er dikwils
ebben bekomen met en zonder lof, of bladen, die van gedaantc
gelyk fmalle Tulpebladen zyn. Zy lopen boven puntig toe.
Wanneer zy hier te landt komen, worden de bladen haaft geel,
en rotten. De bol is met verfcheide dckfels,het een boven het andere,
tot in 't hert toe, overdekt en gellotcn, gelyk de inlandfche
Ajuin. De buitcnfte zyn by den lleel als afgerot, drogen
bruin op, en vertonen als een marmcring door hcc alleneskens
ultzetten van de Witte, lymige, bovenfehil. Indengrondl, ot
in de aarde gezet,fehlet de bol dünne, vefelachtige, wortels uit.
Op een foläer naaft elkander los op planken neirgezet, hebben
wy daar in de maandt van September verfcheide bellen zien uitlopen,
onder welke ceniee een lleel, van t wee tot twee en een half
eilen lang, maakten, behalven de bovenlle top, die zieh rondoin
vol met Witte gcfternde bloemcn, met lange ftecltjes,openbaarde.
Uit het midden van de bloem fpruiten vyfofzcs kleine bloemfpiertjes,
met gele knopjcs, of hoofden, gelyk by Num. f is
aangewezen.
Num. 5. Steil of Bloementop wm de Zee-Ajuin.
De zelve is rondom bezet met ontelbare gefternde bloemen,
die de een na de andere van ondercn op open gaan, en boven aan
den puntigen top nog digt in cen fluiten. In den Amllcrdamfchen
Kruldhof, II. Dctl, fol. >87.Ä-S'4> wordt een Afrikaanfchevertoont,
met groenc bloemen,die de gedaante van opgcfnedcne
Hyaclnth-bloemen hebben, met een gcelachtigc bol.
Pomtl, in de Hillorie der Drogeryen, /»/. 166, bclchrylt dnc
foortcn van Zee-Ajuin,daar hy tc gelyk het gebrulk vanaanwyll.
Num. 6.
' 5
i