R E R U M NATURALIUM
Num. 2. Lacerta, prions
Hujusce ftjuamx hand minori cercc piéla arte oftentaiic infignia. Juxta dorfum & ventrem, à capite
a d caiidain usque, binx liic conipiciuntur annulorum, ocellos quail rcfcrcntium, feries. Capitis verter
e s ruffo luteus eximiis tegitur fquamis coccineis. Venter, femora, & pedes antici, dilutilfime flavi fune
colorís, oblongisque defupcr maculis nigricantibus vatiegantur. Poílica crura ocellis quafi annulata íunt.
Cauda pallide riibellis annulis, quos lurex- alba: dilliuguunt, circulatas monftrat ad finem usque fquamulas
íuas, carrerum ex ruffo lúteas.
Num. 3. Lacerta, Brafilimfis, de Bahia, Taraguira incolis vocata.
Singularis hanc elegantix piftura ornat ; fiquidem tòta dorfi fuperfícies t-iniolis fit diilinfta, quarum,
q u x medio loco e f t . Tata & alba, axini miniatis confperí.ám punítis oftendit: reliqux vero cxrulei, flavi,
& ípadicci flint colorís. Latera tenues íquamulx, ex fufco & albo varix, maculis infuper albicantibus,
per Icries ordinatas dispofitis, ornatx, tegunt : hoc vero & apparatu pollica gaudent femora. Venter &
antící pedes, ciun cervice, dilute fiavís íquamis ínvelfiuntur. Capitis vertex íaturatc cxruleis iníignitur
íqaamis m-ijoribus, macuLrque albicantes cervici imminent. Cauda annulata quoque cxruleícít.
Num. 4. Lacerta, Tecunhana diña, Brafdienfis.
Supínam corporis faciem à capite ad caudam usque multicolores ornant txnix, quarum media, fupra
dorlum decurrens, alba, fuícis punftis notara eft; cxterx colorís cxrulei funt maculisene nigricantibus,
flavís lineolis, diftinftx. ' Abdomen ex cxruleo &c nigro variegatur. Caput dilute cxruleum nigris
maculis, at aibicantibiis femora, pedes & digiti, cxterum quoque dilute cxrulea, infigniuntur. Cauda
laturate cxruleis annulis ambitur.
Num. 5. Serpens, Brafdienjìs, Laphiati diña, elegantijjìmè piófa.
E portn Gaditano transmilTam accepimus. Squamx ejus admodum tenues fùnt, rufFuIx, lemniicisque,
ex cinereo dilute flavis, cruciatis, & rhomboideis, per totam corporis fupernam partem variegatx.
Caput fingulari quoque pi i lurx artificio pollet. Squamx ventris transveriàles dilute lutei funt colorii.
T A B U L A NONAGESIMA ET SECUNDA.
Num. I. Lacerta, Brafdienfts, Tcjuguacu di^a.
Eximio coloram apparatu inftrLiífta hxcce Liccrca, à capite ad caudx usque, qu£ longa & tenuis eñ,
f i n e m , ex cinereo dilute kiteis, aliisquc dilutè fulcis, latioribus, foíciis, transveríim poíltis, ambitur.
Extuberans c.ipuc dilucè flsivum maculis alic^uot fpadiceis diltind.um efl:. Oculi lucidi itine, aures^ue rutwíJIo.'
magis introríum collocantur. Propc dorílini bina: albicantes linea:, pe¿linat^, ad trunci usquc
medium
Num. Z. ^^yfjss Hagedis 'van de 'voorgaande.
Zy is oiet minder fierlyk met wapenen over hare fchubbetjes
van 't hoofdc tot aan den ftaart. In verfchcidc koleuren, ais de
middelíle over den-rug, wit,met bruine ftippels} verder blaauw,
met zwarte plekken, en gclc ílreepjes. Hec onderlyf is blaauw
en zwart gemarmertj hct hoofdt Is licht-blaauw, met zwarte
vlakken, en de fchinkels, bcnen en poten zyn licht blaauw, mee
witte plckjes. Eindelyk, de ftaart is donker blaauw geringt.
Num. 5. Brazíliaanfche fraai geteievde Slang,
gevaamt Laphiati.
Zy is ons van Cadix gezonden, en heeft zeer kleine fchubbctjcs,
ros-koleurig, met licht afch-gele bandtjes, kruis- en ruitswyze
over 't eeheel van boven gemarmert, ais mede hct hoofdc
byzondcr íleríyk gctekent. Van onderen is zy licht-gcel over
de grote dwarsfchubben.
• geteKcnt. Längs den rüg en buik hceft deze twce reien ronde
ringen, als oogics, van hct hoofdt tot den ilaart. Het hoofdc
is van büven ros-gcel, mct grote fchubbcn, die hoger rood zyn,
vooi-zien. De Icìiinkels en poten van voren zyn heel licht-gcel,
met zwarte, langwerpige, plckjcs, als mede de buik. De achterlle
fchinkels zyn geringt met 00gjes. De ftaart is mede flaauw
rood geringt over de ros-gele fchubbctjes, en met witte ftrepcn
over de rode banden oi ringen ten cinde uit gefiert.
Num. 3. Braziliaanfche Hagedis, door de innjjoonders
njan het landt Taraguira genaamt.
Hct is ecn ongemccn fraai getekcnc beeil je, over den rug vol
fefbrecpt, waar van de middelrte breed en wit zyn, met een fyn
innenwerk als gcftippelt, met licht fermilioen-rood. De andere
banden zyn blaauw, gecl en bruin geverwt, längs de zyden fyn
fefchiibt, met ecn bruin cn witvcrwigcn grondt, gclyk mede
c achtcrichinkeis, cn met witte plckjes rcigswyze in order getckent.
De buik cn voorlte poten zyn licht-gccl gelchubt, als
mede de nck. Hct hoofdc is van boven donker blaauw, over de
grote fchubbcn met witte plekjes op den nek, als mede de geringdc
ftaart blaauwverwig.
Num. 4. Braziliaanfche Hagedis, genoemt
Tecunhana.
Zy is mede fraai over 't bovenlyf als met lintcn gebandeert,
T W E E EN NEGENTIGSTE TAFEREEL.
Num. I. Hagedis uit Brazil, genaamt Tejüguicii.
Deze fchone Braziliaanfche Hagedis is zeer fraai getekcnt, cn
dwars over 't lyf, van 't hoofdt tot hec uiteinde van den langen,
dünnen, ftaart, met licht afchgeel, en brede, licht bruine, banden
voorzien. Hct hoog verheven hoofdt is licht geel, mct eenigc
bruinc vlakjes getekcnt. Zy hceft heldcre oogen, en licht
rode ooren, die binncnwaarts zitten. Längs den rüg zyn twce
Witte ftrcpcn tot halfweeg het Jyf, met eenige kammetjes voorzien
^