
28 RE R U M N A T U R A L I U M
Annua eft planta, infulx CeyLmcnfis incola, tota mucilaginofi.
Radios non ingratus ikpor eft: manfu hxc muc.laginem emittit, uti Althea rntharís.
• Folia mafticata tantopere linguam adficiunt, uc dm poft vis ejus urens etiamnnm fentiatur.
N u m . 4. Geranium Capenfe, tota facie hirfutum,- radice Rafän flore atro-furfureo
,• fohts partim integris, partim incifis.
. ventre mediocri turg.dulam, cortice fpadiceo amidam, prxter
unam inlignem fibram, c fundo vix plures emittcntem. ^
E capite rad.cis folia emcrgunt, hand adeo numerofa, quorum alia, fpecie Plantaginea, nequaquam
divila, ex angufta bafi in mucronem fubrotundum definunt alia verb multifariam div^a, G e r a T S .
p., Brnn. tertn ^uh; al,a rurfum duabus, tnbus, pkiribusve incifutis emarginata ¿int T c f im-
; r i e obf inLr Horum pediculi digitales funt, pilisque argenteis, „|idis, urcntfe^ u n l
ex l o i « d l ' P'li^ rigidioribus hifpidus, culmum fere cralTus, cujus
ex apice d 10 tresve protenduntur cauliculi unciales, tenuiores, pariter pilofi, ad fui exortum corona foliácea,
villola, fuccinai: hidemrurfusinumbellasdividuntut, foliis angullis, non div & fucn ft «
u J e d i a t á f u f t i n e n t , ¿eiíjltai:::
Pétala florum angufta, apice rotundo donata, utrinque ex atro rubent, verfus ungues tamen nivei
nonnihil cnfpata, quorum è medio exfurgit umbo, è qu'inque ftaminibus n veis c o a " Z t^s u Tbo'
ragme; apices ha:c croceos gerunt & ftykm cingunt^mter'medmm, ex purpureo 5b ^ten ' de vifdi
m a ? g l \ l t a L r n a r cujus legmenta pilofa, extus e viridi purpurafceiL, intus fufca funt, &
f ro f t n s c o n t o t t i s , pilis incanis paffim
hilp.da, ab una parte mucronata, ab aiterà utrmque m foveolam excavata. ^ ^
Folia mafticam linguam S: fauces contrahunt: vim enim obnnent adftnngentem.
Semine perfedo folia marcida decidunt, fola radice fuperftite.
T A B U L A DECIMA NONA.
N u m . I. Ecus M,ca; fmOpmtia, Curafavica, major, fprnoMma, fpinis
mgncantihus, florihi4sqae purpurafcentthus. Hoit. Beaumont.
cordiforme, ex anguftiori principio in latum divergens, pinis horret numerofis,
qumis, fenis, majoribus, minoribus, ex eodem tubérculo fimul prodeuntibus.
Dit gewas giM jaariykfch dood , c„ groiit op het cilandt
Ceylon, zyndcgched en al flymig.
De wortel hceft geen onaangenamcn fmaak, en met de zelve
w L r M a l ^ ? " " --
Num. 4. Ojevaars-hek,'van de Katip de Goede Hoop,
geheel nig, met etn -wortel ah een Raap, en donhr
piirper-veru-ige hloemen : de hUden zyn deeb tehee!
en deels - ^ ^
H^t 8^'ykende naar eenRaap, middelmatig
van dikte meteenKaftaniebruine baft beklecd,™ gecft
mt haar onderllc e.nde fchier niet meer dan een grote véfcl.®
Uit het bovenfte van de wortel komen wciniSe bladcn voort
jaar ondcr eenige, naar die van ha tFigibUt nieí
doorfneden maar van onderen fmal zyn, en naar boven rond-
E f T • °P, veclderhande wyzen doorfneden,
gelykende naar d,e van cíe EMopif.h,, d,rde ,Oj^aars-b,k val
ßreymm-, en wederom andere hebben twec, dric, en meer kerven
m harén randt; zo dat hier een oneindige verfcheidenheit eevonden
wordc. De bladfteekjes zyn een^inger lang, en Ict
züvere, ftev,ge, brandende haairtjá overal bellet. ®' ™
I unchcn de bladen loopt de (lamftcel uic, die, zo wel ais de
d r S h ínairtjcs gewapend', en'een ftrooteed
en op hur, hoofdt onm.ddclyk de blocmcn dragen, die vyfbladi¿
cnzonderreukzyn, digtbyecngellapelt. = " y ^ a i g
FI0S
De bloemblaadtjes zyn final, rond van randt, eenigzins eetronkeld,
aan weerzyden donker rood, behalven datzc fneeuV
wit zyn, daarze mct hare nageltjes vaft zitlen. In het aidden
yan deze ziet meneen knopjc, uit vyf fneeuw-witte draadties,gelyk
als in de Borragie , zamengeftek, de welke SafFraangele
topjcs hebben, en omcingelen het fteiltje, dat in het midien
ftaat zynde nit den p^rgren w,t, cn u.t een groen langwcrpig
Van onderen is de bloemkelk, die in vyf bladen gefneden is
de welke rmghaairig, van buiten uit den Witten paars, en van
binnen bmm zyn, mct een Witten randt
Na de bloemen Voigt het zaadt, zynde naar de gewoonte van
dit geflaeht gefehapen: vyf zaadgrynties zyn byefn, Kaftanieoram
van verwe, mct gedraa.dc fnaveltjes, doorgaans gryshaaing,
aan de eene zyde puntig, en aan de andere van welrianten
met een holletje.
Alsmen de bladen kaauwt,trekkenze de tong en mondt te zamen,
want zc hebben een zamentrekkende kracht
wortcl oveT"'' ''' ""
N E G E N T I E N D E TAFEREEL.
Num. .. Indiaanfche Vyg , of Curaffaufche grote
Opuntia, x-warte doornen digt begroeit, en purperachtige
binden. Uit den tum van den Hre.
Beaumont.
Het bladt is breed, lang, gelykende naar een hert van een
Imal bcginfel wyd uitlopende, cn mct zcer vele doornties bezet,
t t ^ e l i c S ' b S j ^ v Ä m e L ^ ™ " " " ^
De