J 2 2 R E R U M NATURALIUM
verb Pipai appellant. Vid. Celeberrimi, in Nati,r.v operibus perfpicaciffimi, & incomparabilis induftrix.
V i r i , D P r o k Freder. Ruyfchii The/. Anm. P. I f . . P r i m u s lile tu.t, qui Pipas hasce hue locorum
transmiffas accepit, & cum orbe noftro communicavir. Alii quoque Narurx cimofi, hosqae mrer D.
Livinus Vincent, iis potiti funt, hicquc pollremus opufculum Latino & Gallico idiomate de ns conten
p f i t , & liquori in vitio immerlas a:ri incidi curavit. Mihi paritcr larga earundem copia, diverfarque fpc.
L s transmiffs funt, fic ut & hoc in genere multiplex notemr variet.is Quum primam h.incce (peciem
perfeftiffimam pof f ideremus ,Natur a duöi ftudio,nullo nec vitro, ncc liquore circumdatam hac m Tabula
ad vivum repra;fentavimus, tantb ut dilHnélius externa- omnes ejus p,irtes vifui paterent.
N u m . 2. Pipa, Americana, fecunda; famina.
H x c priori in omnibus fimilis eft, exccptis ovulorum, ex qiiibus pulii prodeunt, teílis: harum cnim
opercula hie pro parte iam femora funt, pullorumque nonnulli exitum molumttir; dum ala capite priniiffo
emergunt; alii fuis fe unguiculis vilui exhibent; alii rurfum fubfuici adhuc & lucida membr.ina,
paulo magis m ambitum expanfi, tefti cernuntur.
N u m . 3. Pipa, Americana, tertiai fcemina.
Et hiEcce tertia priores omni dote smulatur. Pater hic, quànam ratione pulii quàm paratiffimi fint,
ad deferendas m medio dorfi matrices fuasj è quibus etiam aiiqui iam de taólo prorepfere prout lit. BB
indicant Profunda: hinc fovea:, ad dori! (pinam relieta:, confpiciuntur : qua: circum has ovula h i rent , nondum
pattuì matura funt; dum quorundam teftula: adhuc integra: & cfaufa: funt, alia vero profunde in
dorfo delitefcimt. Unde equidem nobis videtur, quod maximus incubationis calor in medio dorli excitetur
quum ibi citius contingat maturatio. Habet & ha;c Pipa pra: aUis id fingulare, quod quatuor lineas
punftatas fupra caput gerat. Carterum coloris eft obfcurè nigricantis, umbroli, per corpus lupcrnum
: inferiora dilutius tinfla ex albo variegantur.
N u m . 4. Pipai, Americams, maximusi mas.
Eft hic fccmellis fuis per omnia major, 8c cute laxior, perque totum corpus fuperiiis puftuUs, feu tuberculis.
veluti margaritis, confperfus ; gerens binos fimul tefticulos orbiculares, qua: fola: (unt partes generationis.
tam extus,quàm intusjhaftenus vifa;. Venter totus, ex cinereo flavus, confutus quali cernitur luturà
ab inferiore oris parte protenfa usque ad nates, quas in deliciis habent nigri Amenc i incoia ; limili
prorfus modo, ac noftratibus femora Ranarum, fungi edules, & Cochlea, domunculas luas in tergo Cir-
Lmirahentes, amantur, quas ipfi mihi fspiulcule appofitas fuiife Argentorati Se Noriberga: memmi.
T A B U L A
tocmden, zonder wecrga arbcidiamen , en in de natuurlykc
fchcprden diep doorzienden Heere Profeflbr Fnderik Rujfch in
zyn Thefamm Anim. Pars I, ¡ai. 19- Hy is de ecrftc, die dczc
Pipaas hier te lande ontfàngen en wereldkundig gemaakt heefE.
Andere Llcfhcbbcrs, gelyk de Heer Lhiimi Vincent, hcbben 'cr
coli gekregcn, en deze laatfte heeft 'er ecn werkj
tyn tFranfchi: ,alsineeng]a :t liquor.
koper latcn fnyden, Zy zyn my 00k rykelyk toegczonden, e
•welinverfcheidefoorten, zo dat in dit gcflacht vcrandenngen
aan tc merken zyn. Om dat wy 'er dit cerfte foort in volkome
volmaaktheit van bezaten, heetr ons de liefhebbery aangeport
het naar het leven in deze plaat te doen verbeelden, buiten glas
en lijmr, om des te betet alle de uitcrlyke delen te vertonen.
Num. 1. T-meds foort •van Pipa, nit /imerikaj
eai 'wyfje.
Het zelve komt in alle delen met het eerfte overeen, ultgenomen
de cierdoppen, waar uic de jongen voortkomen. De dekfels
van de eicrdoppen ftaan daar reets ten dcleafgeligt, en de
Jl rtaan 'er ten dele in de geboorte, körnende daar mct hun
c tiir kyken. Eenige vertonen hunne pootjes : andere zyn
> overdekt met ecn bruinachtig glanzig vlies, en ivat breder
3e rondte uitgezet.
Dit derde foort van Pifa heeft in alles de zelve eigenfchap als
het eerfte en twede foort, Men ziet hoe de jongen volkomen
gereed zyn om in 't midden van den rüg uit hunne geboorteplaats
te kniipen, gelyk 'er reets verfcheide uitgekropen zyn,
zo als mct B B wordt aangewezen. De diepe kuilen vertonen
'er zieh van op 't rugbcen. Die rondom zitren, zyn nog ftiet
17p, of voldragen. Eenige doppen ziet men 'er nog van toegeflocen;
ändere zitten diep in den rüg. Het komt ons zo voor,
dat de mecile broejing in 't midden van den rüg is, om dat zy
daar het eerft uitkomen. Deze hceft iets byzonders boven de
andere,namentlyk vier geftippelde linien Over 't hoofdt. Voorts
is zy donker Amberverwig over 't bovenlyf, van onderen wat
lichter, en met wit gemarmert.
N u m . 4. Pipal, of mametje mm het nioorgaofi'
de foort.
IOS:
Num. 3. Derde foort wan Amerìhaanfche Pipaj
ook een 'wyfje.
Het zelve is in 't gehcel groter en ruimer in 't Vcl, en
over 't gehele bovenlyf voT pukkels, of billijes , gelyk
pcreltjes, met twee ronde balletjes. Verder wordt ^en ander
teeldcel van buiten, noch van binnen gevondcn. De öuilc is in
'c geheel afch-geel, met een naadt als aan een gcnaalt, lopendc
van het onderife van den bek tot achter aan de billen,die de Negers
voor ccQ Ickkere l'pyxe houden, gelvk by ons de biUen der
Kikvotfchen gehouden worden, en de Champignons, ofPadde-
Itoelen, irtitsgaders de Slakken, of Karkallen, fmnnc huisjes op
den rüg omdragcnde , waar op ik zelf te Straasburg en Neurenberg
dikmaals ©nthaait ben g8\»«eÄ.