22 RE R U M NATURALIUM
Num. 4. Thlaßidmm, fruticofum, folio Leucoji, fem^erßorens. H. Boerh.
Ind. alt. & Tournef.
Eft thlaffifemper'virm Scßorms Dodon. 115. Thiafpt fnticofim, Ptrßcum, foüis Keki, f m odorato.
Zanon. A. B. 165. thUffi, frutkofum, umheUatum, Pnficim/{oBs Leucoji-inß^ Mo -
rifon. H. 1. i j í . ^
T A B U L A DEC IMA Q.U A R T A .
Num. I, Leonurm, Capitis Bone Spei. Videatur Breynii Cent. p. 171.
uhi amplißme defcrihitur hxc planta.
N u m . 1. Lacertas, Africams, dorfo peäinato, Amphibios, mas.
Non-filfas ille aquas, fed flumina, licus, & paludofi ftagm, Ranarum inftar, incolit, &: frequcns
enam m ficco pabulum qusrit,. ova ponit, & excludit. Peculiaris ha;c eft fpecies Lacertarum, à nonnullis
inter relata, quod brevi 8c crafla polleanr lingua, curtí etiam & lata cauda, brevibusque
innitantur cruribus. '
Mafculus hicce fquamas Ínfimas oftendit purpureas, nigris maculis infignibus variegatas, quibus iterum
impreffa funt plurima punita, albicantia, ordinatis feriebus per totum corpus fupernum diípoüta. In dorfo
emmet, alté lateque ereita, pcilmata pmna, à capite ad cauda: fere extremum protenfa. Ventrem dilute
luteum ruffi albxque macula;, marmoris in modum, variegant. Dicitur fub foliis Umu r i delitefcere.
Utrum ergo vis quídam Magnetice aut Sympathetica huic plants ineft attrahendis his animalibus capax >
Sane videtui: verofimile : q^uùm multa: etiam Serpentum deleflum ficiant, unamque pra: alia herbam
plantamve ament; id quod in Lacertis quoque, Ranis & Bufonibus experimur.
N u m . 3. Lacerta, Africana, prioris foemina'.
Habitu & pidura i mifculo fuo non diíFert, nifi quod pedinata carear pinna in dorfo ; & aus in
mare purpures funt, fquama: inf ima, in hàc rufFulo tingantur colore.
Num. 4. Serpens, Africana, ab Hottentottis Sibon di^a.
Multicolor hsc meritò dicitur, quia mira colorum varietate á natura pida eft. Tereti eft capite, anterms
albo, minutisque fquamis teflo. Reliquum corpus totum, dilutè luteum,ruffis & fubrubris macuhs
diftmguitur. Squama: ventrales, dilutè griies, ex rufFo variegantur.
N u m . 5". Papi hones duo, Fromontorii Bona Spei, de Leonuri floribus efcam qumntes.
T A B UNum.
4. Soavi'uan heefitrackige, aìtydt lloejende,
luiide Kerjfen, met hlaien van Steen-violiere». Van
den lire. Boerhaave Ind. ale. en Tournef.
Dodonsus befchryft het onder den naam van Thlafpì fmpefvirtníííflwtns
f. itf. Zanon.A.B. iSp nocmt hez rUa/pi, fralieofim,
méiUatum, Perfmm, folm Kiiri, fimi odoralo. Van Morifon
H. 1, zs6 wordt het gebeten Tblafpi, frutkofum, umbilhtum,
Ptrßcum, foUis Leucoji inflarftmfwvirmtihui.
V E E R T I E N D E TAFEREEL.
Num. I. Leonorus 'van de Kaaf de Goede Hoop.
Daar van kan nagezien worden Breyn. Centur.
f . 171 , die deze plant in 't brede
befchryft.
Í. Fraai geteievde Afrikaanfche
H age dis, het ìnamietje.
Dcze Hagcdis lecft zo wel in 't water, als op 't landt, doch
met m zout watcf, maar in rivieren, plaffen, en modderige poelen,
gelylc de kikvorfchen, Ook zoekrze haar aas vecl op 't
landt, daarze hare ciercn legt, en hare jongen voortbrengt.
Dit is cen byzonder foort, en wordt van eenigen onder de SaTamandere
gcrckent, cm dat zy ecn korte dikïc tong heeft, en
cen kortcn breden llaart, als mede kort van benen is Deze, als
het mannetjc, heeft op den grondt fchobbctjes van paars-kole'ur,
met grotc z\vartcplckkcn,die vol witcc ilippcn rjngsvvyzc in Order
längs het gehele bovenlyf gevonden worden. De rüg is met
een hoog en breed op ftaandevin,kani!gcwyze,bezet,beginnende
van 't hoofdt, en gaande tot byna aan 't middeneinde van den
ftaart. De buik is van onderen bleek geel, met roffe en Witts
plekken als ovcrmarmert. Men getuigt, dat het zieh onthoudc
onder 't kraidt Letnurus. Of 'er nu een magnetifche of fympathetifche
kracht in dat gewas is, dat deze dieren trekt, is denkelyk,
ora dat vele flangen ook eene verkiezing maken, en het
ecne kruidt, of gewas voor 't andere beminnen: ook ziet men
het aan hagediflen, kikvorfchen, en padden.
Num, 3. Afrikaanfche Hagedis, ^ynde het
•vyße 'van de moorgemelde.
Die wytjc van de voorgaande Hagedis is in de gcdaante en tckcning
met de zelve gelyk, behalven dat deze geen vinachtieen
kam op den rüg heeft , en de grondlchobben rosachtig , in
plaats van paars-vcrwig, zyn.
Num. Hottentotfche honte ßatig, in hume
tale Sibon genaamt.
Deze (lang mag met recht den naam van bont dragen, om dat
zy van de natuur heel bont getekent is. Zy heeft een rond
hoofdt, van voren wit, met kleine fchobbcties.cn is verder over
•t gehele lyfligt geel, met rofie en ligt rode vlakken. De ondeifchobben
van den bmk zyn ligt graauw, met ros gevlakt.
Num. 5. Vit zyn twee Papiliotnen van de Kaap de
Goede Hoop, die op de hloemen van de Leonurus
aazen.
y YF