158 RE R U M N A T U R A L I U M
T A B U L A CENTES IMA ET PRIMA.
Num. I. Lacertaj^Jmerìcaf7ay maxima, Cordylus, ^ Caudiverber
a , dtäa.
Cauilherheram vocanc, quia motu continuo ciiud.im cri^at & intorcjuet. Grarcis veteribus Uromaßix,
q u o d , .iduotante Jonßhono, cauda: mobilitatcm defìgnat, vocabatur. Sunt, qui Crocodilis, aliicjue,
qui Draconibus hanc putant accenièndam elTc fpcciem. Ucrique tarnen errant: ad Iguanas enim pcrtinec,
& proximo accedi:, excepto capite, quod Scrpentem magis, quam Lacertam, exprimit. Id
vero parvum cft, tenue, ex tereti in acutum convergens, annuito, at profunde hiante,. riótu, ex luteo
fimbriato, donatum. Auriculas tenuis quoque fuccingit fimbria. Ocuii prargrandes, nitidi, relucent.
L i n g u a , uti Serpentum & Lacertarum , bifida difcrimen quoddam ab Iguanis & Salamandris, brevi
crailaque lingua donatis, involvit: at corpore, femoribus, pedibus, horumque digltis, ipfis apprimè
congruit. Antici xquè ac podici pedes in quinque abeunt ungues aduncos, acuminatos, digitorum
armulos. Truncus ccuternm corporis, à capite ad bicubitaiem usque caudam, teres eft & craflus, minutisque
tegitur iquamis, iàturacè ipadiceis. Femora, pedes, & digitos , crocex exornant maciilce.
Caudx craflic dorilim eredto margine, ferrato, ad finem usque, fimbriatum eft. Lacertarum hxcce fpecies,
quibas in oris nafcitur, ab incolis in vidtum fumitur, & vel carne Gallinarum habetur acceptior.
Quibiis volupe eft plura de hoc AnimaU reicire, wìdeani ^liamm, Beììonhm, Amhrofmum, Rondeletiim^
Jonßbonum, &:c.
Boiijfetus hunc in modum de eo cecinit idiomace Belgico :
Hier 'Word op 't keurigß U de Kordyl afgeheelt,
Gelyk hy op het land en in het ivater fpeelt y
En otider al 't gediert, dat op 'vier "voeten gaat y
Is 't lang en dame hooft en movd 'van kleine maat.
t^uod in proia Latina fere ita fonat. j, En hic Cordylum quam exadiifimc depidum, prout in
, , terrà &: aquis ludit ! Inter quadrupeda omnia nulh caput oblongo-anguftum, & os, tam concinno
„ modulo fabrefadla contigeré".
Veteribus vera Cordylorum Ìpecies ignota, nec unquam vifa fuitj iìquidem eo fub nomine depinxerint
Animai Lupiforme, cauda Lacertarum fpinoÌa, & annulatà, donatum, monftrofum penitus, prouc
apud Jonßhonimy Tab. LXXIX^ eft videre.
T A B U L A CENTESIMA ET SECUNDA.
N u m . I. Hydra ^ Serpens,
i n effigicm Animalis, pro Serpente fepticipite habiti, nobis datam i peregrino quodam Domino, qui
H O N D E R D EN EERSTE TAFEREEL.
Num. I. Allergrootße ßag <van Weß-Indifche Kordyl,
ofHagedis, die GeefleU 0/Slingerftaart
'vjordt genaamt.
Zy wordc aldus genaamt, om dat zy harcn llaarc gedurig be-
•weegc, flingcrt, cn in ecti krielt. Van de oude Gricken wordt
zy Uromajlix gebeten, ¿z\\%ßaiirtroerßer, Jonßhon MUKJcenc.
Ecmgcn zyn van gevoelen, dac dcze Hagedis onder de
Krokodillcn, andere, dat zy onder de Draken bchoort > maar
beide tailen dnar in mis. Htt is ccn byflag van de IgHar:a,o?hcguaan,
dnar zy het meeil mcde overccnkomt, behalvcn dat het
hoofdt anders is,cnmcer naar dat van ecn ilang dan naar'thoofdt
van cen H.igedis gclykt. Het hoofJt is klein, dun, en puntig
rond toclopende, mct een fmallcn, geel gcfoomden, en wyden
bek. De non-n hcbben cc—n frm.. al1l1c n^ ù T>
lyk, glaiilig, engi-oot. De tong is in twccn verdeelt', gelyk
die dcrSlangen cnHagediiTcnjWaar omtrenc zy mec de Leguanen
en Sälamnndcrs, welker tone kort cn dik is, niet overeeÄomt,
•maar wel omtrent het lyf, de fchinkels, benen, en potcn, die
zo wel van achtcrcn, als van.voren, wf lange, vingcrachtige,
klaau\venhc-bben,diekrom en puncigzyn. Verdcr is het ganfche
lyfrondendik,van lict hoofdt tot ovcr den langen ftaart,dicwcl
twee-fillen kan uitmaken. Het zclvc is fyn, ofklein, en donker
bruin gefchubt. De fchinkels, benen , en poten zyn faffraan
ceel gepiekt. De dikkc ilaart is van boven met een opftaanden
kantjza^swysjten einde uit,gefoonit. Dit foort van Hagedilfen
wordt in de landen, daar zy gevonden worden, gcgeten,
cn voor eene lekkerny gehouden , aangenamer dan hocndervleefch.
Die hier meer van gelieven te weten, kunnen JLlianuSy
Bellonius, Ambroßms, Rondeletius, Jonßhon, en anderen, nalelezen.
Bouffttus hceft dit vaars daar op gemaakt:
Hier luord op keurigß U de Kordyl afgeheelty
Gelyk hy op het land en in het wattr Jpeelt,
En onder al V gediert^ dat op vier voeten gaaty
Is V lang en dünne hooft en mond van kleine maat.
De ouden hcbben het rechte foort van de Kordyl of Slingcrilaart
nietgckent, veel minder gezien, nademaal zy een dier, in
de gedaante van een wolF, met een gedorendcn cn geringdcn
ilaart, als die der HagedifTen, cn een mismaakt hootüt.
De oogen zyn fier- hcbbcn vcrbceld , als
. LXXIX.
H O N D E R D EN TWEDE TAFEREEL.
Num. 1. Hydra y of Slang.
Zie hter de afbeelding van een dier, het welk ons voor «èn
flàng mei zcven hooidcn is opgcgevcn door ccn vi'emd Heer, die