R E R U M NATURALIU'M
N u m . 2. Cams voUnsi más.
Prioris huncce mafculum à dorfo conipicuum fiftimiis, ut pili corporis fupini, ex ruffe lutei, vifui
pateant. Supina corporis facies coloris utplurimum magis fpadicei ed &c obfcurioris , quàm prona.
A l x , vix pilis obiita:, nifi qua pedibus accreveré, dorfi quail cuti continuatx funt. Ncque, pra;ter iam
d i d a de prajcedcnte, ulterius hic quidquam commemorandum reftat.
Num. 3.. Avis germinis Maizy de Miacatototl, Brafdiertp.
Pennis univerfum corpus nigricantibus, alxque faturatc cxruleis, pulclierrimis, ornantur. Caput tú»
t u r n , iànguinei ruboris, collari fuccingitur aureo, collum & guttur ambiente. Rolltum, Se pedes, dilute
flavent.
Num. 4. Avicula, de Pipizton ditìa.
Elegantifllma h i c avicula colore faturatc rubicundo fuf fufum corpus exhibct; dum dives purpura caput , pennasque
plumatiles, longiores, o r n i t , intermifto fimul fcintillantis quali tono auri, vividiffimo. Rollrum,
r ^ 1 . fi ! r— : : : ".utvatur. Cxteium cxafte adcb
pedesque, (atúrate rubent ; roftrique lamina fuperior tenueni in apicem curvatur. Cxteiùm exaftè adeb
animalculum hocce aviculam Coìtoti refert, ut à fe mutuò vix difcerni queant:
funt ipecici, Vid. Fr. Hmtandcs Hiß. Auium No'v<s Hi/panite.
queant: quin 8c cjusdcm ambo
Num. 5. Serpens Bali-Salan-Boekit, Ternatana.
Ha:c eft montana illa Serpens, de qua D. Fr. Valentinus in Hißor. Animal. Amhoin. Tom. Ill, fag. ijö,
talia enarrar, quorum Amicus meus Ternatanus nullam mihi mentionem fecit. Neque & hancce in Serpentera
quadrat data ab Ipib deicriptio : fiquidem minimum illi, inter omnes Serpentes, effe caput perhibeat,
eamque ereitam fcfe opponete Hommibus & feris, Ixdendi mordendique gratia; vulnera vero, ipfms à
morlij inflida, ledialia effe; imo vel folo caudx attadu venenum ab ipfa communicari. Nobis contra
videtur, Serpentis hujusce caput, ratione magnitudinis reliqui corporis, fat grande effe. Rhombcideas
dorfi fquamas cineritia tingit flavedo; &: juxt i ventris latera ipira decurrit rubicunda colligatorum quafi
Coralliorum, quorum fmgula in medio albam maculara, minutara, oftendunt. Squama ventris transver&
les, diluta pariter flavedine ornata;, utrinque ad latera ventris parva quarlibet macula, rotunda, inlignita:,
gratiffmiura oculis ipedaculum exhibent. Cauda, pauliiper obtuli definens, ob proni corporis
fquamas (ubtus, quam fupra, eft elegantior.
T A B U L A aUINCLUAGESIMA ET OCTAVA:
N u m . I. Cams "volam^ maxima, auritai fcemina, ex Nova Hijpama.
Ex Terra Nova, ubi in locis deièrcis, exefisque prarcipue arboribus, animantium ifta ipecies commo--
r a t u r , miiTam accepimus Canem iiancce foEmellam, capite elongatoj auribusque longis, late párulis,
arreótis-
Num. 1. Fliegende Hondtj het mannet je.
D¡t mannetje Van de voorgaande vliegcnde Teef \
van achtcrcn, om de bovcnlyfichc haairigheit, die uit den rosge-
Icn is, te verbeelden. Hec bovenlyf is gemeenlyk bruiner en
donkerder dan hct onderlyf. Devlerkcn,die weinie haairig zyn,
behalvenaan de poten, komcn oveeren mctdebovenhuidt. Voom
is hier niets meer van te zeggen dan reets van de voorgaande is
aangemerkt.
Num. 5. Fraai Braziliaanfch "vogeítje^Múzy
de Miacatototl genaamt.
Het zelve is over het gehele lyf zwart van veéren, en mct
fchoon hoog blaauw <n'er de bovenvlerkies verfiert. Het ganfche
hoofdt is bloed-rood, met een eoud-geel kraagje om den
hals en de onderkeel. Het bekje en de poten zyn licht geel.
Num. 4. Vogeltjcy gexegt Pipizton.
Num. 5¡ ng n)an Témate, gezegt Bali-
Salan-Boekit.
Dit is de Berg- of Heuvelflatig , waar van de Hr. Fr. Valentyn
in zyne jimbonfche Dieren-befchryving^ IIIDecl^fol. z^o, dingen
verhaalt, daar myn Vriendt op Témate niets van gemeld
heeft. Ook korat deze flang met zvn verhaal niet overeen:
want deze Heer zegc, dat zy het kleinlre hoofdt van alie flangen
heeft, en zieh tegen de menfchen en wilde dieren overeind zet,
om hen te befchadigen en te byten, daar hy byvoegt, dat de beet
dodelyk is, in zo verre zelF, dat al raakte zy iet alleen met den
Haart aadj het zelve daar door vergiftigt wordt. Wy in het tegendeel
bevinden, dat deze flang een matelyk groot hoofdt hcefc
naar haré grootte. Over de geruitte fchubben van 't bovenlyf^s
zy afch-geel, hebbendc längs den buik ais een roden bandt Koralen,
die aan elkander zyn gcrcgcn, mct een klein wit plckje op
ieder rood plekje. De onderlyffche fchubben zyn mede ficrlyic
licht geel. Op elke dwarsfchubbe is aan beide zyden van den
buik een klein rond plekje, dat zieh zeer fraai voor 't ooge vertoont.
Het ftaarteindt,dat eenigzins ítomp toe loopt ,is van onderen
fíerlyker dan van boven wegens de onderlyffche fchubben.
Dit wonderfchoon vogeltje is hoog rood over 't lyf
paars over 't hoofdt en d^e pluimige lange vecren,
verguld met een fchitterenden weerfchynenden glanfch.
bekje, dat van boven mct een klein puntje is omkromt, is
vens de poten, hoog rood. Hct gelykt zo zeer naar het v
tje. Coltoti genaamt, dat men het van het andere naauwiyk
.onderkennen, en hct is ook van zelven aardt. Zie Fr.
nanäes hiß. A'vium Nova Hifp.
lyf, hoo^ ACHT E N V Y F T I G S T E TAFEREEL.
Num. I. Grote, wUegevde, langhoofdige, Hondt,
of Teef, uit Nieunjj-Spanje.
den zeivenäärdtV'zìe De zelve is my van Terre-Neuf toegezonden, daar deze dieren
in de wilderniiTcn cn holte bomcn hun verblyf houdcn. Zy
hebben een grotc , wytk, bekj lange, ovcrcind llaandc, wydc,
ooicn,en grotc tandcn,met een opgezetccn ncu3,voorwaarts
omgebü