ii8 RE R U M NATURALIUM
N u m . 2. Hana, Pifcatrix, Americana, marina, ex
Gefner hih IV, pat. 817, liuiccc fpeciei varia impertit nomnu : idiomate Belgico vocat Zeetode,Ze,-
J p mi l dJI^ciVrorfch, lfihe..ul, MUrott, ^«.r™/,/ id eft B.fo leu D.aolus ..anluì,
Platyßcms. Haud pauci arbitrantur, piiccm h.nc è Bufone, vel Rana, vera Metamorphoíi natum
effe culumen in rc &lfi,ntur : cum contra hxx Pifcatrix fmgularem Pifcium femiham conlhmat, & a
orimi fui onl ine fub hdc Pifcis forma produfta & adulta nullx transmutation! obnoxia (it. Ob paucam
Lrnis copiam haud edulis eft : quum tota ferè ejus fubftantia offea fit. Cutis undequaque acutis hortet
fninis Caput Bufonium , vel Raninum , fcuto offeo, antrorfum in acutum convergente, tegitur ; hu,us
ad latera utrinque bini emergunt offea: veluti excrefccntia:, crunformes, pinnis ftab. .bus, tanquam pedibus
ad extrem.! inllrufta; : funt ha: anterius firmitet corpoti accreta-,poilcrius vero hilera:. E pcdons anticiparte
os erainct bifidum, cujus extremum termmat pinnarum annula expanlio, loco pedum anteriorum
inferv.ens natatui. Cauda uti in Pifcibus pinnata eft, in apice longam gerens acuminatam ipmam.
Lingua Pifcium quoque xmula.
N u m . 5. Pifcatrix, Americana.
Eiusdem hare fpcciei eft, fed formx à priori diverfx, offeum quippe cornu fupra nafum gerens quod
apice acuto bin.as inter pínnulas prominet: labio fuperiori tuberculum adhxret, unde emcrgic niuiculus,
vcrfus medium fui bipartitus, ex albo & nigro variegatus, craffi inftar pill flexilis. Cxterum Pilciculus
hie refplendens per cutim albicar, ruffis unique maculis flammarum indar pidus per totum corpus, nicrris
vero per omnes pinnas. Ad lams capitis, prope oculos, macula cernitur Hyacinthum ftellatum exprimens.
Pedes quoque bini amici huic funt pianati. Sc peñoraUs iUa eminentia, uti in prxcedente, hic
N u m . 4. Rana Pifcatrix, Americana, cornuta, fpinofa.
Et hxc quidem cornu fpinofum fupra nafum gerit,at prorfus aHus tamen eft fabrics, quam prior; fie
ut diverfas I r i hujusce generis fpecies probabile iTt. Color cutis, tenuiter fquamatx , albus íaturate rubris
maculis undulatus quafi.aut marmoris inftar piaus,albi s prxterea maculis diftinguitur, per inmolas xquc
pinnas ac tomm corpus. Squamuk ventris punffis fubruffis, confitx apparent. Cauda deganter piaa
ventilabri inftar expanditur ; & fimili quoque modo fe habent pedes. E peftore anterms offea protuberat
fubftantia, in binos quafi longos pedes, aut pinnas, divifa, fub quibus verrucx qumque longx cernuntur.
Oris fupremo binx adha;rent fibrx, barbulam referentes.
N u m . 5. Pulluí Ran£ Pifcatricis, fpinoß. Num. 4.
Diftinfta huic piñurs elaboratio adhucdum deeft.
Num. e.
Num. 1. Zee-fadt, of Zce-kik-vorfih Dan Curafao,
in Weß-lndü.
Grfneras, LH. ITJol. 817, gccft dit roort vcrfcheidc namcn.
In hct Ncdcrduitfch noemt hy hct Zeetadt, Ztcquap, Wolhts.
In 't Hooeduitfcli Turfih, Tafchemaul, MuriroU, Mei!rtiiifil, iit
isPjdc, oT Zee-Duivel, cm. Vcrfcheidcn zyn yan gcvoelcn,
dat dczc vifch uit cen Padt, ofKikvorfcli is verändert; dat nict
waar is. In 't tegendeel is deze Pifcalrix csn. foort van vifch op
zieh zcive, die van den beginne aan als cen vlfch in deze gcdaantegegroeic,
en geen verandering onderworpen is. Hec is cen
viicli, die tot gcen fpyzc dient,, om dat 'er weinig vifch aan is:
hct is mcefl: als harde bccnachtigheit. De bovcnhuidt is overal
mct puntige doomen bczet : liet hoofdt is gelyk dat van cen
Padt,of Kikvotfch, mct cen bcnig,kapfcl, dat van voren puntig
toe loopt, bedckt. Aan wcerzydcn van het hoofdt zieren twee
bcenaehtigcuitwaircn, gelykende naar fchinkcls, mct ilyve Vinnen
aan de cindcn, als poten. Van vorcn zyn zy vaft aan 't lyf,
cn van achtercn los. Voor op de borit hcbben zy cen uitilekend
becn, in twcenvcrdcck, daai; aan hcc cindc cen uitbreidfcl, als
Vinnen , komt, dat zy tot roejen , als voorpoten , gebruiken.
Zy hcbben cen Haart,alsdevinchen,met Vinnen, cn achtcr op den
zelven hcbben zy cen lange ückelige, of puntige doorn. Hare
tong is gelyk die der viiTchcn.
Num. Vtjch Kii'vorfch, uit Amerika.
Zy is van hcc zelve geflacht als de voorgaindc, maar van cene
gehcel andere gedsante, hebbcnde cen gratig hoorn, dat bovcn
op den neus met cene puntighcit aan 't einde tuITchen twee vinnetjcs
uitfteekt. Aan de bovenfte lip zit ccn knobbel, waar uit
een fpicrtje komt, dat zieh in het midden in tween verdeelt,
zynde wit en zwart getekent. Het laat zieh buigen als dik haair.
Verder is dit vifchje glanzig,witopdehuidt,mct rofle gevlamde
vlakken over het gehcle lyf; maar over alle de vinnen is her met
zwart gevlakt. Aan het hoofdt, by de oogcn, is cen vlak, gelykende
naar cen ftarrebloem. Hct hccft 00k twee voorpoten,
met Vinnen, als mede voor aan de borii, gelyk de voorgaande.
Num. 4. Vijch-Kiìi'vorfch, met ten geioonden
boon op den neus.
Dit vifchje is een gehcel ander maakfel dan het voorgaande,
zo dat 'cr verfcheidc ioorten van dit geflacht moetenzyn. Hct is
wit op de huidt,mct kleine fchubbetjes cn donkcr rood gevlalct,
alsgcwatcrt, ofgemarmcrt, met witte plekken uitgemonftert,
• de ftckelige vinnen, als over hct ganfche lyf. De
, —I — lyf-fchubbeties zyn vol, cn als ovcrzaait mc.t r-oossaacchhttiigpcc 1i li.p r"''
De ttaart is Hcrlyk getckent, cn uitgebreid als een waaier, gelyk
00k de poten. Van voren uit de borft ileekt eenc bccnachtigheit,
die zieh in twecn , als lange voetcn cn Vinnen, verdeelt
waar onder zieh vyf lange wrattcn vertonen. Hoven aan de
mondt zitten twee fpiertjes, als baarden.
Num. 5. r man 't voorgaande foort, Num. 4.
Hct is nog niet ondcrfchcidentlyk uitgemonllcrt.