9 8 R E R U'M N A TURA L IUM
itidem, palchrè variegatus, .liquid Canis gent. S.premum capitis minutx tegunt »
d l r m L s Otis qual f f imbr iat i ell; & lingua, bifida, non, " V " ^ I^ I ^ i v ™
Cauda in acumen^breve termmatur. Indigenx piatimi xlbmant hunc Serpentem, & vd Divmo quku
affieiunc: id, quod & verum eft de mox lequente.
Num. 2. Serpens, Phyticus, Orientalis, alter , Gerende Säus, tortuofus,
itidem Divinis honoribus cultas.
Ambo quidem contorti valdè funt & crifpati; at hicce pidurx tamen venuftate ptiorcni fuperat M.in
u B s cu^fquamuhs, admodum tenues, rLmboideas, ex cinereo fub uteas, lemmfci diftinguunt ex n -
« 0 foS cei qui acu quafi Phtygia miro artificio pifli, & catenatim iibi mutuo mrertcxti per c m em
i ^ p l s ¿pérnTrn regio\em,mod«nx inllar t.ni/verlicolons, julcherrime dilbibuuntur. Caput oblon-
^ Ä n i s venaticr^mulJm, fupernä parte ex cinereo ddutillimè flavum, cenuibus ^
a ^ u m qux nafo incumbunt, multò majores funt. A nafo, ad cervicem usque, per medium capi is,
lltuta " k c t rm fiVuratè fpadice^, catenulam referens : huicque fimilis obfcura linea ab oculis juxta maxdl.as
• S . ur R«otSi iLiorum limbi, intetceptis quafi párulis, complicati funt. Breves ^^ - - -
5 r e f oculi vividi, lucidi-, amplxque nares.^ Squamx ventris ttansvetfales ex cinereo dilute flavent.
Squan ularum, feu macularum i lut ^ cinerearum ¿entra fituratior obumbr.at ad ruffum vergens fl veà
Smonde Vrks pa. Miff, 1517, & alii Audores referunt, quod vel hodicrnum usque m diem In
s l e n ^ e T , q um ^ e l n t ^ominib'us^'à Samogetis & Japonenfibus magno hcnore ^d e - ;
th quoque incolx maximi illos xftimant, autumantes quippe, quod beftias hasce creaverit Omnipotens
ad S L o s , divexaudosque, hommes. Malabarici pariter eousque venerantur ^^
tes, ut vel ab iis libetos & ¿ruta fua domeftica denominent : quin 8c eos educando fibi fiimiliares reddun^
n ? a b lis Ixdantur. Incolx Regni mi t am quoque de Serpenabus abnt
plurimx ibi, exque venenatiffimx, reperiantur fpecies; aux tamen
Mures, Columbas, Sc Gallinas aucupantur, quia columbariis prxfertim mhiant, fub teftis xdmm
^ a n detefcere. Ctedunt illius Regni incolx, quod defunfti ipforum patentes, & agnati, in ejusmor
s e r p e n t e s transmutentur ; unde nec interficiunt ¿nquam, nec ab alus mterfici patiuncur talem Serpentem,
S; mortis viciffim fupplicio dignum judicant, quicunque hanc cxdem patravem.
N u m . 3. Avis Porfhyrto, Amhoinenfis 1 feti Ardea rubra, Corallina,
Ibidis ffecies.
»Collum ejus longum eft, roftrum paulifper incurvatum, ex ruifo luteum ; pedes, & digiti. longis
armati funt unguibul Dorfum exceperis, quod dilutions paulo colons eft, cxtera corpom laturatiffimus
r ^ ^ r u b o t . Apices pennarum rem.gum colore hypocyaneo nitent. Viftum huic Avi fuppeditant Serpentes,
Lumbrici, Sc infefta alia, paludibus inhabitantia.
Num. 4.
ak mcde de ncus, die ficrlyk gemarraerc is. Het bovenhoofdt is
mct kleine, ronde, fchubbetjes bei«. De bek is als gezoomt
en uitgcwerkticndegefpletcn long is rood,cn niet iwart.gelyk
by vcle andere. De Haart is kort-puntig. Zy worden van den
landaardr, dair zy val\en,ieer hoog gcacht,cn men bewyft haar
niet allcen veel eer, maar houdt ze voor een Godt, gelyk 00k de
volgcnde.
' N um. i. Anier frort van Phytifche Slang, Gerende
gtnoimt, ixiordende insgelyks aangeheden.
Deie Slang is nog fraaier eil fierlyker getekent dan de voor-
Baande. Zy zyn beide zeer in een gedraait en gekronkck. De
fyne en kleine geruittegrondfchubbetjes zyn lieht afch-geel,met
hoge, donker bruine, banden, ketringswyzc, fietlyk en zeer
künftig Over het gehele bovenlyf als gebordnurt en geweven,
gelyk een nieuwerwets bont lint künftig gewrocht. Her langwerpig
hoofdc, het v»elk naar den kop van een haze-windhondt
gelykt,isvanbovenheel licht afch-gee!,met fyne fchubbetjes, die
Over den neus ]open,zynde veel groter. Middenover her hoofdr,
van den neos af, tot aan den nck, loopt een hoog-bruine ftrecp,
als een ketiingie. Van gelyken loopt 'er een donkere ftreep van
de oogen längs de kakebenen. De omgellage zomen van de lippen
zyn als zamengevonwen, mct gaatjes. Zy hebben körte,
kleine, tandHes, fchonc, heldcre, oogen, en ruime ncusgatcn.
De onderlyflche dwarsfchubben zyn licht afch-gecl. De licht
afeh-verwige fchubbetjes, of plekken zyn in 't midden mct een
hoger ros-gele verwe befchaduwr. Sii»on de Fries, foL
IJ17, en meer andere Schryvers verbalen, dar de Samogiten en
Japonezen haar nog ten dezen dage grote eerbiedigheit bcwy-
2cn, om dat zy kwaad doen. Die van Kalikut houden haar mcde
in grote achting, om dat naar hun gevoelen deze becftcn van
Godt gefchapen zyn tot uitvoering van zyne wraak, en tot pyniging
der roenfchen. Die van Malabar hebben 00k groot ontzag
eS Vrees voor deze üangcn, waar naar zy hunne kinderen en
beeilen noemen. Zy voedcn ze op, en maken zieh daar door
ecmeenzaam mct haar, op dat zy hen niet bcfchadigen. Die van
't koninkryk van Zenega hebben ook een feldzaam wangeloof
van de flangen, waar van 'er verfcheide foorten zyn, die zeer
vergiftigt zyn, en in de zelve landftrcek worden gevonden. Zy
doen echter de menfchen geen kwaad, maar vangen de ratten,
muizen, duiven, en hoenders, en daar de duiven zyn, zyn ze
ook gaarne, weshalven zy zieh in de daken der huizen onthouden.
De Inländers flaan de zelve niet dood, noch dulden mct,
dat zy dood gcflagen worden, dewyl zy geloven, dat hunne
overledene ouders en vrienden na hunne doodt in deze flai^cn
verändert zyn. Daarom menen zy ook, dat die een dezer /Tangen
gedood, en om 't Icven gebragt heeft, de doodt verdient,
en daar mcde gcftraft moet worden.
Num. 3. Schone Koraal-rode Reiger man Amhm,
die mede ander de Ibex Jorteert.
Des zelfs hals is lang, de bek kromachtig en ros-gcd, ende
benen en poten hebben lange klaauwen. Over 't lyf is hy e?-
nigzins lichter; anders gehecl hoog rood. De einden van de
vlirken , of penne-veiren zyn azuur-blaauw. Zy zocken hun
vocdfcl in plaflcn, en leven van flangen, wormen, en ander ongedicrte.