T H E S A U R U S . 7
radii humili frumento afFulgeant, hgc calefaciant, eliciant, & furfum evocent; unde proftrata folia novis
erigiintur pcrflii^ humoribus, novaque protruduntur germina, in fpicas abire parata, & per dmtuniam
opprdlionera ieie multiplicatura. Plus vice fimplici egometipfe expcrtus fum, quod hyemes inclementilhma:
fruges hyemales copiofiiTimas proferant. Exemplö fit granum feminale, liic exhibitnm, fpicas
quod quinas tulit, ob tabuk anguftiam brevibus hic culmis fuftentatas ; hx vero funul centum &: quinquaginta
reddidere iemina. Quanta benedidio ! Quis infinitam Conditoris benignitatera hìc non vidct >
N u m . 4. Radix Scorzjmers fibrata.
Radix hjEC finis pariter ac sgris bonum pra;bet nutrimentum, & Dccofla refrigerantia ingreditur. Pulpóla
medulla feu carnofitate fi orbetur, vcftita deprehenditur craflb fibrofoque cortice, veftem de lana text
a m , & villofum quafi pannum referente,undique tam intus quam verfus peripheriam minutis obfito filamentous
apicibus , (quibus & exigua; radícula: laterales donata; erant) qui apices inflar depaftorum ramulorum
ad internam undique h^rent radias medullam, & craifo albicante, lafteo turgent fucco, inflar venarum
laftearum. Interior harcce cralfa & medulloià radicis pars, á fubftantià fuà medulloia feparata, ex
lolis conflata eft fibris feu fiftulis oblongis, per quas radix, frons, flores & femina fuum finguk nutrimentum
trahunt, uti in Rapis & aliis quoque fimilibus radicibus contingit. Radix Scorzonera: multis
aliis antecellit tam duplici fuo veftitu, quam fucco ladeo, baud aliter ac Efula feu Titliymalus, radix
Qchorei & Taraxaci : quarum bmis poftremis proximè accedit Scorzonera: radix ; dum Efula alios omninò
efteòlus producit acerrima fua & vehementer alvum irritante virtutc.
A . Craflx fiftula: tubulofic, qux fecundo corrici exteriori adfixs funt.
B. Difcrimen inter corticem & meditullium radicis.
C . Meditullium ipfum.
D . Lanea tunica, feu cortex eraffus, tubulofus.
E. Villofa; radicis propagines, feu tubuli papilläres.
F. Ipfx papilla: lade turgida:.
G . Fibra: interioris radicis medulla: libere dependentes.
H. Corticis filaraentofi finis.
N u m . T. Radix Becahunga, o^cinalis, aquatica, folio ßibrotundo.
Siftjmus hanc eá fub formi , qua ad oram foiTa: eruimus, una cum omnibus circumaccretis fibrofis
radicuhs, qua: intùs cava:, fiftulof^, tenui cute membranacea veftita: aquofos iìc latices fugunt infervituros
toci radici & pianta: nutriendx, qua: multum pofcit humiditatis aquea:. Sub lit. D ? craffum geriu
radix hxc extremum, abruptum, per quod forte non poterai fufficiens humidi quantitas permeare ob
crallarum fiftularum natam quafi ofaftrudionem ; fubvenit tamen huicce defedui natura, dum latcraliter
mdeprotmiit plurimas radículas filamentofas, defedura fupplentes, fuccumque rcquifitum de novo adferentes
pro incremento pianta: promovendo. Unde videre eft vim retro prementem humorum, qui fuo in
1 - f— J " " — " ' " * " " , ^imv- Viucic cii. villi icuu prciiieiitem numorum,qui Uv^ „ i
curfu impediti nova fibroforum vafculorum emiffaria propulerunt: patet & fic eorundem circuitus, hac
: per microfcopium diftinfte conipiciendus, dum abfciifum ejus extremum pauxillo aqux impo-
H-,^ Natura; adminiculo á morbis liberar.« cernimus.
A . A b -
in radice ^
nitur. H.ic ergo ratione radices
gen ftaat vaft te maken , tot dat het aiiigename voorjaar, en de
zon met harekoeflerende ftnlen het nederig graangewalch komt
bcfchyncn, ver%varmen, uitlokken, en opwaarts trekken, waar
door de neergeworpene bkderen nieuwe doorfti-alende fappen bekomen,
ncvens nieuwe fcheutcn, die gefchikt zyn cm korenaairen
te worden, on door eene lange verdrakking te vcrmenigvuldigen.
Wy liebben zelf veelmalcn gezien en ondcrvonden, dat
de hardfte winter de meeftc winter-zaadvruehten voortbicngt,
gelyk dit eene zaadkoorn, dat wy hier vertonen , het welk vyf
aairen hceft uitgcbragt, diewegens de kleinheit van deze plaat
op korce halmen zyn gezct. Uit dcze vyf aairen zyn i ra korenzadcn
voortsekomcn. Wat Prom reor-J .. u n l Wie zict daar de r "
zadcn voorteekomen. Wat grote
cindigc goedheit des Scheppers niet in?
Num. 4. Eai Scorzmeerwortsl met zpe wefelm.
De Scorzoneemortel is cen eoed voedfel voor eezonden en
ziekcn, en van gcbniik in koele dranken. IMen bevindt, dat hy
met cen dikke vefelige Ichors of ball, wanncer liet pulpóle
merg,ofdevle2ÍgheitdaM-van is gcrcheiden,beklced is,gdykende
naar een wollig gewcven kleedt, als cen haairig laken, rondoni
bczct, van binnen zo wel als naar bnitcn, met kleine vefelaehtige
topjes (daar de kleine, ncvens de wortclcn, mede bcklecd
zyn gcwcell) die rondoni aaii de binnenllc pittigc mergwortcl
geWk afgebrokene takjes zyn, de welke met een dik wit melkachtig
fap zyn aangevnlt, als melk-aderen. Dezc dikke pittige
brancn-wortcl, van haar racreachtig vleefch gefcheiden, is niit
anders dan lange velclcn, of biiispypjcs, waar door de wortel,
het loof, de bloera en het zaidt zyn voedfel trckt, gelyk dc rapen
, en andere dicrgclyke wortclen. De Scorzoneerwortel
heclt den rang boven vele andere, zo in zync dubbelde bekleding,
als melkaehtig fap, gelyk het kruidt Efula, of fithytmlus,
m het Nederduitfeh mifsmelk, cn de wortel van Ciehoreen en
1 aardcblocmen. Met dcze twee laatflc komt de Scorzoneenvortel
het meeft overeen. De Wolftmelk is van eene andere iiitwerking,
zynde van een fcherp en fcl purgerende kracht.
A. Dikke buispTOen, die aan dc twedc bovenfchors zittcn.
B. ScheidingtuiTchendefchol-scnhetmergpitje, ofwort'el.'
C. Het mergpitje zelf.
D. Wollige rok, of diklce buizige fchors.
E. Ruige worteltak, of tepclbuisjes.
F. De melk gcvende tepels zelf.
G. Lofle afhangende vcfels van de binnenfte wortelpit.'
H. Dcball, of het vcfelachtig fchors-eindc.
Num. 5. Wortel -Vim een Waterhke-hoom,
met zyn rmdachtig hiadt.
Wy hebbcn dcze -wortel in de gedaanto, in welke wy de zelvc
hier voorllcllen, aan den kant van een floot uitgehaalt, met alle
de omgroejende vefel-worteltjcs, die medc alle pypig cn bnizig
zyn , met ccn dünne vliczige huidt bckiced, daar cB waterige
ftppighcit doorgezogcn wordt, om de gchcle wortcl en plant,
die vcel waterig lap vereifcht, te vocden. By Lct. D. zict men
cen dik cindt aan dezen wortel afgebroken, waar door het geen
vocht genocg heeft kunnen bekomen , om dat dc dikke buispypjes
als vcrftopt geworden zyn. Maar dc Natuur heeft dit gebrckkigc
hcrftelt door vele ncvens uit grocjendc kleine vefclachtige
wortcltjcs, die het gebrck vervullcn, het vcreifchte vocht
op nicuw weder aanbrcngen, en het gewafch tot zynen wafehdom
dienen. Hier uit kan men de te rüg perffing der fippen, die
geftremt zyn gcwccft, en ccne nieuwe uitfchiedng van vcfclaehtigcbuizcn
gemaakt hcbben,zicn,mitsgadei-sdcnomloopderrap.
pcn, die zieh in dezen wortel door een vergrootglas klaarlyk
vertoont, wanneer daar cen afgefneden cindtjc van in ccn wciiiip
water gczct wordt. Hier uit ziet men dc wortclen in de aardc
door dc Natuur herilelt.
E i A, Het