T H E S A U R U S .
t h ò q u a f i & Mofcho milium fpiretodorem. Quod quidem & ego obfervavi; at nullum tarnen veílig
i um faccul. Cibethum cont.nenns, reperire mihi licuic, quo Catigaudent CibethicK Z X e r c f i
grandjores mul to, & aho modo conformat: funt. Ego de U c re it! fentio: ilhm Ù n l u n r S e ^ -
n am fudor: hujus ammal . ineffe, fiquidem fohs illucf vefcatur avibus, quarum pars m a g r t L r i v c
N u m . 2. Vclis fyheßrh, Tygrinus, ex Hifpaniola.
fci^in^V feitate nulli cedit inter cognitas haflenus beftias. Tygride cert¿
mol m e r'vií Wrl^nff & impertemcus nulli p L i t , prrfercmi ubi annofio'r^in j u Z
T o r n i r vn L a P offuif tamen efca facile capitur; quum avidilfimè explorer omnia. PrUranr
' r - Fdi c i em r e p r i f e n t a v imu s , data f imul pag. 4 7 ejus defcripcione. s f^y l v ftris. aAmmeerri iccaanni i, ^ (ipp e
N u m . 5. Simiolus Ceilonicus.
Quum animalia hxc in omnibus orbis plagis dentur, & notiffima ubique fint, fupervacaneum nobis
Vifum eil, niulta de ns commemorare: prarcipuè quoniam hiftoria eorum 6c v a r i E "b S i hm
ante Authonbus afFatim defcripta. habeantur. Dum^immm dicimus, animal i n t X J i u s W
mas corporis partes eodem modo, ac in homine, configuraras, at m minorem on ^ r a f e ^ ^
m , cjuodque ad,ones, quas ab Hominibus videt exercer,^ imitatur. Grxcis nö,.®. n C S^/ t
d i t , a radice niSe^-^i quum ñcile induci queat, Hominem ut armuler„r A Pl^nf ' J 1- r • •,
vetumoribus a. vocabantur i f tLc a n S r ^u'd™ quam vefocSm" fn " s Ä
r e , ad qu.cunque obvia fefe firmicer adfigere, & mira celeritie alta p l i ter ac ima perete n í i n 7 Et t
n e , licet rat.one deft.tuta fint gaudent tarnen magni pra; aliis brutis prorogativi dum ade¿ oulch^
W m dT^'A " " ^ -« " l - t u r , % u i m v . s bruto dun^xat^inCàu L c e r ï ,
fin m direûis añionibus. Ñeque negavero, principium ipfis forte ineiTe plus quam corporeum f cu t i ^
p o len , certas qu.asdam hommum affiones imitandi : at indolis tamen funt ml i i gnx , L o f r & pTr^r
nec vel proprium herum fuum impetere c^ mordere dubitant. Id, quod á p?a:grandi Sim^^oui ob
umformen pilorum íuorum albitud.nem oppidò raram, ex Ind.is Orie^talibus a Ä fÌo t^riatus
e r a t , faditatuiii vidimus. Ule enim ab aÜis, fibi ignotis, fpedatoribus irritatus a l i q u a X & Ín r n
commotus, ad tranquill,tatem haud amplius deduci'poterat, L á proprio quidem he^o fiio^cju tai en
ad nutum antea fe gefferat femper ; fed contra huic, ipfum compefcere volenti, in faciem invokii in ó o
v i fo morfu naCim Ixdebat plus forte nox^ & injunx ei illaturus etiam, mfi ab a c c u r r e S s úCía"
muhs fuiíTet abfterritus. Unde patet hisce animaUbus haud tuto fidi poífé.
N u m . 4. Jduße/a Ja-vmica.
A b incolis Jav£ Zoger Angan vocatur. Prifcos
Civet cn Mufcus onder cen vermengt, dat wy wel hebben
gi;nomcn, maar vinden cvenwel geen het lainftc bcwys van ecn
Civet-beursie, gclyk by de Civet-kattcn, die 00k vecl groter ea
van ccne andere gedaante zyn, Onze gedachten hier vaS is dar
hnn zwcet dezen aangenamcn renk veroorzaakt, om dat Zy zieh
rciik zyn" gsn=ircn,die dcels mede van ecn aangciamen
JFild Tyger-Katje man 't eilandt
Hiffaniola.
Het iclve worJt van de Spanjaaiden TcpiMaxIbtoa genoemt,
en IS van_^ wreedlle Iboit van dieren,dat 'er bekend is.overtref!
fendc de Tygei-s zelf in 't verniclen van andere dieren. Zy ontzien
Zelts niets als zy oud cti groot zyn,doch laten zieh ligt vangcn
door ander aas, om dat zy begcrig zyn van alles te willen
, S'OK oogen cn 't wrede gezicht verton
vrcenelykheit van zynen aardt. Het is graauw Tygerachti» ae-
T r.'li" '"'8™' pnntigen, ftaart. 'fn ons x l x
Tafereel hebben wy een andere ^Vcll-Indifche Bofch-kat vertoont,
cn de zelve bladz. 47 befchrevcn.
Num. 3. Ceylmfih Aafji.
als het i
PMe¡,¡
noemt,
te volge
primos
Dewyl deze dieren in alle vicr delen van de »¿reldt eevonden
worden, en bekend zyn, hebben wy onnodig geoordeclt daar
veci van te zeggen, nademaal velen voor ons dat hebben
gedaan , rprekendc van de vcrrcheide foortcn daar van. Het
woordt A ; , maakt dcn menfch indachtig,dat het ecn dier is,dat
in vele hgcliaamsdelen met dcn mcnich overeenkomtj doci, in
Xlcnt^beltejti dat het in zyne werkingen dea mcnfch iiabootll,
vero & Njmphitra nomine illam impertüíTe tertatut
jonftónus.
s vandenzelvenziet. HetwordtvandeGriekenÄrW
FUhm, „,%„ n,S„) van Pithißai, (na,a») gcm
dat het ligt kan bewogen worden om den mcnfch na
Plimus cn andere onde fchryvers hebben dcze dieren
- genoemt, om dat zy zeer gemakkelyk by de bokunnen
opklauteren, en zieh overal aan vaft weten te houto,
en wcl met fchielyke behendigheit op en neder kunnen ko-
Dezc redenloze dieren hebben een groot voorrecht voor alie
andere te weten, dat zy met het redelyke Ichcpfel ,den menfch,
met ziele en yerftandt begaaft, veel Overcenkomft hebben, doch
dierrchjcnnictwctendcwaarom. Weliswaar Hit tv r,,,.. i,„„
dierfch verílandt met kenniffe begaaft zyn, o T ^ e z k ™
die zy van de menfchen zien, na t? doen j maar hunne natuur is
vuil, kwaadaardig, enbedriegelyk, ontziende hunnen eigcnmeefter
""S^'^ht te fpringen, en te bytcn, dat wy
zelf hebben gcz.en van een groot beeil, dat, om dat het heel
withaairig was, v.in zyn meeller, ais een rariteit uit Ooll-In
die was mcdegebragt : want alzo het van andere fremde kykcis
wat getergt en tot kwaadheit was aaiigczet, kon het tot geen
bedarenkoraen, cn mettcgcnrtaande de mccllcr zelf kwam om
hctte bedwingen, van wien het zieh te voren altoos met
woordt het gezeggen , gehoorzaamde het evenwel ditmaal r
maar fprong den zclvcn naar 't hoofdt, en beet hem in d
dat den meertcr zcer onvcrwacht voork%vam ; en het zou me.
crger afgelopen liebben, indicn 'er gcen knecht fchielyk tot hulpe
was by gckomen) waar uit blykt, dat raen deze dieren r