54 RE R U M NATURALIUM
Gaulis & ramorum fummitates flores offerunt difcoideos, radiatos, Tacoba:a; florum oemulos, umbone
luteo venuftos: Horum fcmiflofculi marginales rugofi,, oblongi, angulti, purpurafcentis coloris. Difcus
ex innumeris conftat flofculis, tubulofis, luteis, qui margine crenato confpicui, a-què ac marginales femiflofculi,
rudimento feminis innituntur.
Semina oblonga, grifia, pappo munita.
N u m . 3. Jacohsa, Capenßs 1 Malv/t folio, lanuginofo.
Ramis luxuriat numerofillimis, fcsquipedalibus, & altioribus, rigidulis, geniculatis, breviflîmâ lanugine
fubhilpidis.
Folla la:to viroreperfufa, alterna, Maivs a;mula, lanuginofa, venofa, in ambitu ferrata, craffiufcul
a , petiolis digitalibus innituntur, ad quorum originem 'Foliolum , pediculo privum, geniculum ambir,
& quafi hrmat. "
Flores difcoidei, Jacobia: noftratis fimillimi, lutei, difco tamen nonniliil iituratius tinfto prarditi fimiflofculos
marginales haud denie ftipatos habent. '
His emarcidis fuccedunt femina pappofa, non flofculis folum difci, fed feraiflofculis quoque marginalibus
inhxrentia, oblongo-rotunda, fulcata, & fere plana. °
Sapor totius pianti lubaromaticus promittit equidem virtutes quasdam medicatas, hailenus tamenmihi
non exploratas,
Creicit in locis montanis ad Promontorium Bonx Spei.
N u m . 4. Jacobe, Afri cana, fmtefcens, foliis incißs, 0° fuhtus eineraceis.
Commel. Rar. 42.
H ï c D. Vaillantio in AB. Par. An. 1710. P. i/. ;8;. n. 6. cenfetur eadem cum JacoUa M-icanci,
ramaßßma, foliis Senecimis fmgms, rigidis, & lucentihus, fuhtus incanis, D. Sherard. Ray Hiß Iii
f . 17s. num. lÄo.
In locis paluftribus promontorii Bon£ Spei (ponte luxuriat.
Surgit caule nonnihil afpero, angulofo, lirato, ramofo, medulla molli f irfto, quem folia ornant oblonga,
alternaumpofita, rigida, (errata, bmncialia, pediculis nullis fuftentata, è lata bafi in mucronem
abeuntia.
Gaules ftftigiantur in flores umbellatim difpofitos, difcoideos radiatos, Tacobarx vulgaris fimiles, luteo
fuigore (plendentes, brevi pappefcentes, quorum femiflofculi,difcum in ambitu radiantes, numerofi, plan
i , rudimento (eminis innituntur haud minus, acflofculi, tubulofi, ipfum difcum conftituentes. '
Semina fuccedunt pappo alata, oblonga, more congenerum.
N u m . 5. Jacohia, Ceilanica, ßore luteo, folio Cardui fylveßris.
E radice infigni, latè expanfa, in duum triumve pedum altitudinem excrefcit, caulem protendens
craifum,
G h"'^ bergachtigc pkatfcn van de Kaap de
Num. 4. Heeflerachtig St. Jahhkruidt, uit Afrika
, met ingefnedene, en man mderen afihveriuige
hladm. Commel. Rar. 41.
De Heer Vaillant ftelt in de jla. Far. jin. 1710. P. II. p ,Sl
n.6. dat dit gcwas met het S. JakobsJcruidt, uit .'\rrika, zeer
veel talcken en bladen hebbcnde, die ftevig, glanfig, van onderei!
giys, cn naar die van de vette Kruiswortel gelvken, van D
Scherard R a y / / / , p. ,75. mm. lio. geheel overeenkomt.'
Het groc^ van zelf heel weelderig in de vccnige plaatlin van
de Kaap de Goede Hoop.
De Aam is wat hobbelig , hoekig, met vooren betrokken,
takkig, met zacht mevg opgevuld, en hecft langwerpiae bladen,
die het een om hct ander Haan, en ftevig, 2aa|s|cwyze
gekurven, en zonder fteelen zyn, en uit een breed bciin met
een punt toelopen. ®
De toppen der fteelen dragen rchotclsge«7Zc, met ftralen rondom
verlierde, bloemen die, als, in een kroontie gefehikt, iiaar
die van hct gemene St. Jakobskruidt gelyken, èn met <xn eckn
glanspronkende, met der haaft tot ftuifkens worden De h-ilfbloemties,
die rondom het fchoteltje ftraalsgewyze ftaan zvn
zccr ta ryk plat, en ruften op hct beginfel van het zaadt, geiyk
00k de buizige bloemtjes, die het fchoteltje uitmaken.
Na de ftuifkens volgen gevleugclde zaadg'ryntics, die lang-
Tvcrpig, en op de wyze van liunne medefoortcn gefchapen zyn
Num. 5. Ceilonfch St. Jakohskruidt, met een gelt
hloem , en hladen als die nian nuilde Vißel.
Hetgroeit uit een grote en zccrvcrfpreidewortel tot de hoogte
van twee of drie voet op, en maakt ccn ileel, die dik, vin
binnen
De topcindens van den ftam en de takken dragen fchotelsgeivyze,
rondom met ftralen veriierde, bloemen, die naar de bloemen
van hct S. Jakobskruidt gelyken, en fchoon gele middeltjes
hebben. Hunne randblaadtjes, of half-bloemtjes zyn gefronfelt,
langwcrpig, fmal, purpeivei-wig, enzittenvaft op hct beginfel
van de vrucht. Hct fchoteltje beftaat uit ontelbare kleine
buisachtige, gele, bloemtjes, die-gekurvcne randtjes hebben, en
gelyk als de half-bloemtjes op hct beginfel van het zaadt vaft
iitten.
De zaadgryntjes zyn langwerpig, grys, cn met ftuifkens omgeven.
Num. 3. St. Jakohskruidt q/an de Kaaf, met'wollige
hladen man Malwuie.
Dit ge-was fchiet zeer weelderig eene grote menigte van takken,
die anderhalf voct, en meer,hoog,ftevig,met leedtjes verdeck,
en met een zeer kortc haairighcit bczet zyn.
De bladen zyn vrolyk groen, ftaande hct een om het ander aan
de fteelen , gelyken naar die van de Maluwe, zynde wolachtig,
geädert, m den omtrck zaagsgewyze gekuiTcn, dikachtig, en
fteunen op fteeltjcs van een vinger lang, welker oorfpronk uit
het lecdtje van den ftam door een klein blaadtie, dat geen fteel
heeft, omgevcn en als geftcrkt wordt.
De bbemen zyn fchotelsgewyze, gelyk die van het inlandfchc
b. Jakobskruidt, geel, raaar in het middcn wat hoger van kou-
Icur, cn hebben hunne randblaadtjes, of half-bloemt¡es, nict zeer
digt na.aft malkander.
Als de bloemen vergaan, komt het zaadt voort, het welk met
ftuifkcris bczet, langwcrpig rond, met Icezen betrokken, en
fehler plat is, hangende nict alleen in de bloemtjes van het fchoteltie.
maar ook in de half-bloemtjes van den randt.
n de gehele plant, eenigzins k V..- ^iaijL,l-ClJIgZ ruidachtig zynde,
belooft wel eenige genczcnde krachten j
nog onbekend,
r de zelve zyn t
T H E S A U R U S . ^^
cralTum intus cavum lato, ferrato, Cardui fyheßris xmulo, vellitum folio, quod vulneratum ladefcir
Flores, Scnecoms armuli, lutei funr. Hi vero, uni cum foliis recentibus tufi, I b m c T h m Z t ™ '
medii ufurpantur contra Arthritidena, aut dolores Ifchiaticos. Ita fert defcriptio mihffimul ~ i ^
fos, & M a r J ü i l i f Ä b e . ^^ " ' " ^^^ "^«"lifimos, valde l|no,.
N u m . 6. Ricinoides^ Africana , arhorefcens, folto Pbyllere^ longifoli^, ferrata,
i luteo viridihus.
t o , inque flexiles & ex viridi purpurafcentes ramos abeunte. vireicente vefti-
Folia fiipra atro-viridia, averfi parte dilutius virefcentia, auricularem ferè digitum lata fefcunciam lon
Surculis bisce flofciili infident exiles, inodori, pentapetali haud icronatis
alia minutiflìma interpofita (^^nt petala, quina fcitel ata I r e x n r i l ' r ^ T
_ albidiora . inque his lat.tant (ladina breviili^ma, à l b i r ^ , ' T p t t r o l
Succedit fruftus plerunnque rricapfularis, aliquando quadricapfularis, calicuktusè (hi n^edt foiculum
protendens duplici involucro, extimo colons fpadicS, intinio aurem albicante & duro tedur^S
continens femin.a per maturitatem puUa, altera rotunda, altera autem angulofa. ' '
Radix (ubeft lignofa, multis fibris capiUata. °
A f r i c a alumna eft, & per plures annos fuperftes manet , fi d frigore defendatur.
N u m . 7. Cemaurium, Capenfi , minus, flore luteo, ampio, capfM quatuor alis.
memhranaceis donata. Hermann. M. SS. Afr.
fir^i ^ S i a i S^' i™' " caul i culumemi t t i t ab imoramofi^m, tenuimrnurn,
c o n ' ; , g « i r K : t . f ' bina ad Ungula genicuk
Flores
binncnhol, en met ecn bladt bcklecd is, hetwcUc, breed, en
zaagsgcwyzegefnedcn, naar dat van de -wìlde Dijìel eàvkt, en
als men het crgens kerft, een melkachtig fap uitgceft. 'De bloemcnzyn,
als die van'tiTroWrmAjgecl van fcoulcur. De inwoonders
ftampcn rie zelve met de verfche bladcn, en maken daar van
ecn zecr goed middel tcgen de jicht en heuppyn. Dus luidt de
bclchryvmg, die my daar by is gezonden.
Voor't overige vcrfchilt deze plant zecr weinie van de ftaaltjcsvan
het hccfterachtigeSt. Takobskruidt uit Ainka,met ftevige
en ruige bladen,van dcn Mfttrdamf.Krmdhof II,tap. yr. die uit
Afrika gekomen zyn : want de zelve heeft ook zecr dikke en
houtige fteelen, en zeer ftevige bladen.
Num. ff. Boomachtige , Afrikaanfche, Ricimides,
met hladen als die wan de langbladige, zaagsge-
•uijze gekurvene Phjllerea, enkleine, geelgroene
hloemtjes.
''"r";™ bet brieije, dat de Hcer Hendnk
Ruyfch , Frederiks zoon, daar by ¿elegt hadt, dus gcit.
/.y wordt andcrs van dcn Hre. Coramclin, Prail. Eot.
.^frikaanfcbe Alatmioidts, ìdenvangekurvene Loituivrier, genoemt.
Als het ongeftuimc wcir hct
ccrften fomer, als ze gczaait is,
gcvcndc een ftara van ecn fchryff
t bclet, groeit deze plant den
twce,cn mcer,voeten hoog,
dik, die ecrft met cen rode.
.11 nadcrhandt met cen donker-gTOcne bàirbekloeVû^^^ en zieh m
rS, 1 "" grtX-'iKn purpcrverwigc takken verlpreidt.
.yfc l i c t ^ S n™" bovcn zwai-t-groci?, en aan de veikcerde
lani nn de^^^r' " ' ""Jcrhalf duim-breed
en®òm I et inf c a,'; T " ingcfneden, ftaande het
ui net anaci aan dcn ftccl, zommige puntig, andere ftomp
toelopende, zamentrekkende van fmaak, en onaangenaam Zv
fteunen op kortc fteeltjcs, welker oorfpronk uit de takies met
een klein groen bandtje gcwapent is.
Uit de oxelen der bladcn komt ccn ioniî foruitie mer
nigblaadtjcsbeklccd, voort, het welk'twe°e Ll^-brecd tag
geworden zynde zieh wedcrom vcrdeelt in andere kleiner fprm.
t j « , welker fchciding ook met een klein blaadtje bezet is.
, Op dezc fprufties ftaan kleine bloemtjes, zondcr rcuk, weinie
in gctal, en vyf-bladig, turchen welker puntige blaadijes nol
j j t andere, zeer kleine, fchotelsgewyze gcformde blaadtjes, van
begin zeer fmal, en witter dan de voorgaande , daar "by körte,
witte, met kleine ronde topjcs vcrfierde draadtics in zieh hou.
dendc, gczien worden.
Daar op volat de vrucht, die mecrendcels in drie, zomtvds In
vier vakies vcraeclt, en met cen kclkjc voorzien is gevende uit
haar middel ecn pyltjeop, en zynde bcklccd met duîbclderokken,
wicr buitenfte Kailaniebruin, en de binnenfte wit cn hard
wordenTenSe^'trt^^^^^^^^
De wortcl is houtig en fterk gcvefclt.
Dit gcwas komt uit Afrika, en kan lange jaren in 't leven bly,
ven, als het maar voor de koude bewaart wordt.
Num. 7. Kaapfde kleine Centaurie, met gele, grote,
hloetnen, en een zaadhuisje, dat mier njUezige
uleugcls heeft. Hermán. M. SS. Afr.
De wortcl is dun, hard, uit den gelen, en gccfc cen ftcel, die
van ondercn-op takkig, zeer dun, ftevig, met leedtjes Verdeelt,
cn drie hand-brccd hoog is.
Dcbladen,diedaaraangrocjen,zyn uit den ronden puntig toelopende,
lichter groen, van een bitteren fmaak,cn komen twce
aan twee uit leder lecdtje van den fteel voort.
I i pe
liaji
1 it
• i i î k i l i