T ' H E S A U R U S. 39
Num. 4. Genip, Erkoides, Africana, fiore Itaeo.
Flores è fümmitatibus pulldant : fiuticoÉ. & hsc eft.
Num. Cenifia, Africana, ferfoliata, fiore htteo.
p i f folS'^ru^Tr ^^
Num. 6. Genifia, Africana, frutefiens, Laricis incanis foliis, fiore croceo.
T A B U L A VICESIMA ET a U I N T A.
Num. I. Arbor Zagoe ¡ Amhoinenfìs.
des almm juxta defcr>puonem, á Rever. D. Fr. Valenano proUxè datam in Par:. I I Re^ Ambo^p^e
. 7 « . ub, ac poft pag. 70. nam. .3. vegetans mfam minore forma repra-fentatur. E.o in e r t T hilce n i l
f am confidens fed propria porms expenenná planta h.,us veram mihi ,deam c omp i a t i Ám co m
urbe Baravia iuh.unt^ Andrea. Stkr appellato, hàc fuper re fcnbere non dubi tavi rHuo i tenl'iñ"
de elapfo, una cum alus rarionbu, vegerabilibus, arboris iftius germinancem ramu umTr e f t c a ur^ ^
cepi, prout hac m tabella ^n mcifus ponitur. Ad arbons radicen^ propagines plures"vc Tauc o es emer
g u n t , qua: annorum decurfu, (Insulares quoque caudices formandof inafum exfurgunt Folia X á blÓ^
cubitos longa, minonbus alus foTiis, tenuioribus, componuntur; quorum bina J bina co^^^^^
Cjue petiolum, qui valde durus lignofusque eft. Canna: inftar & à nnftin n , ^ r ^ rj
l i r u a u r à . foè penna: Olonnx vel AiSerin A m i l i / d u n . qux principio petiS adi J e n re™rf Ì
yerolongiliimai^uit, fenfimque deinceps rurfus attenuai, verius ptiol i extremum m acm^^^^^^^
Lit. A fclium tale, tenuius, nativa fui magnitudine exl^betur.è mdi o folii majoris d c c e ^ m f S
omnia lateralia in ambitu minutis acutisque fpinulis auafi ferrata (Imr F fi „ aecerptum. Folíola
inter folia, floridi quidam, düuté purpurei r c ^ c e f ntrB«^^^^^ E lupremo trunci apice, media
propullulant, qui t l e m in fruc^us^aZntV P r e^^c^m^a t ^ ^
adlrxrentes; vi Ì lit. B. Per racemos autem congregati hi frudus, plunmif l o C i^^^lji „L
uno ftylo craffiore wtis, fuftentantur. Dam mfirSa^lia majora, ^ri marcare flfvef eStia ^ d e ad' f
pulla.jugiter foLa e faftigio emergnat, donec increnrenti fui ternamum adepta fit arbos Tu^cus medt
fubtus bmos pedes latitudine fuperat i dum rami laterales pedem duntaxat^raffi funt, intus cav vt¡
n . inftar, & extremum verfus fenfim attenuantur. Fr. Valentyn ait, caadlas partem c r a f f i S m v t
can hancque ferra refectam, utpote cavo à natura donatam, loco d o L u m & fimlaX Ti
aquam 8c alia liquida contmenda, ufarpari. Tenues rami, laterales, ab Amboinenfibus^ abísqae I^dS
incolis
Num. 4. Afrikaanfche Brem, met gele Ihetnen,
enhladen, ais fyne Beide.
^ De bloemen fpniiten bovcn uit de toppen. Het is ecn ftruik-
Num. 5. Afrikaanfch Bremgeiuas, met door-
•wajene hladen, eìi gele hloemen.
Deze bloemen komen u¡t de Weine zydefpruitics, aan de ein--
den, tuflclien de katlle blaadtjes voort. Het bkdc is dik en
fraai geädert.
Num. 6. Boomachtige Afriìcaanfche Brem, met lichtgraawwe
hladen, gelykende naar de Larix,
• met Saffraan-geh hloemen.
V Y F EN TWINTIGSTE TAFEREEL.
Num. I. Amhomefche Zagoehoom.
Deze Ambomecrche Zagocboom vertoont zieh in de cerile ¡arcn
als cen heeñer- of flniikgewaSjnmr wordt met den tvdt ecn
hoog opandcf tam, vvfticn lot twintig voeten hoog, volgens
de bcrcluyvin», door d^cn Ecrw. Heere Francois Vallmyn ?aar
'' . dcrde Deel derJmhoïntefche Zahn,
in • WVT" ^'^If ^Maar na fcl. 70, Num. tx
mil wnl ^ vo toont. Äar alzo ik daar op niet [' eenemaal gerult
was,en lieyc, door eigc ondemndinge Kehtc kcnnis yan die
gewaswildehebben,heb ik de moeite genomen desweeenaan ecn
TOcden vnendt te Batavia, genoemt Andreas Stier, te fclirvven
die my na V"loopvantweejaren,onderandcrereldzainege«4ni:n'
een mtfpruitende talc van den ftani dezes booms,gedroolt, heeft
toegezonden, zo als wy de zelve hier in een kopire pllt'vertonen.
Aan de wortel van den dam komen verfclieide uilfprultfelen,
doch aan den cenen meer dan aan den anderen, voort, die
11a verloop vanjarcn ook afzdnderlyke flammen maken, en in de
hoogte opfchieten. Debladenzynover de twce eilen lane- en oe.
vnlt met kleiner fmalle bladen,'die twee aan tweTa^ »fe^vdoi
van den bladfteel, die hcel hard en houtig is, als
achteren rond, naar de gedaante vau ecu
gefchikt zyn, zyndc onderaan den bladlleel wat in-Kor
Ol ganzepe:
t korter.
tmiddendelangfte, wordende allengskens korter, en'naar bo"
ven punfg toe lopende. By Let. A. wordt vertoont een bladr
in zyne natuurlyke grootte,zynde van de fmalle blaadtjes uit het
midden van het grote bladt: alle de zyde-blaadtjes zyn rondoS
zaagsgewyze met kleme puntige dorcntjes bezet."' Boien uit hc°
hoofdt van den ñam komen eenige troffen, lieht-paarlTe, bloemknopjes,
alsblocmkool, uit het midden der bladL uitfch.eten
die met den tydt vrnchtcn maken, in de gedaante van ecn dia?
gcflotcn Pynappet, met een langen lleel, als van een Peer bv
i.ct. B. aangewczen. Dezc vruchten zitten in mcnistc OD DE
wyzc als troffen , aan lange ftcclcn , die lit • cen dikkcn & V
fteel '
voortkomen. Als de ondcrilc grote bladen
geel worden, vallen
zc af, komendc gedurig weder andere jonge
bladen aan het top- '
emde mtgi-oejen, tot dat de boom zyn voBtc
mcnwasdom heeft.
De rechte ftam is over de twee voet breed
r onderen, ¡
dezytakken zyn maar een voet breed in de dikte": van binnen
CTU ze hol .als cen koker, cn lopen naar bovcn fmaller toc.
François Valentyn zcgt, dat men het diklle ffam-cndt noemt
f^aeraerong, cn dat men het zclvc, afgczaagt zyndc, gebruikt tot
vatcn en enimcrs, om 'er water cn ander vocht in te doen, om
dat het van nature-hol isi De dunnc zytakkcn nocmen dii.van
^ Ambone