T H E S A U R U S . 149
T A B U L A NONAGESIMA ET QUINTA
N u m . 1. Lacertas, Americams, feíímatus, (í ftrumofasi feu Legmna.
S u b nomine higumn, feu IguanaJirumcfe, miíTum nobis eft ex America hoc Animal , quod quident
íingularis eft elegantix, dentato pe£tine à cervice ad cauds usque apicem pcrcotum dorfum protenio, ven
u l l u m . E dorio qux eminet peitinis pars, dentibus eft iongi ifimis, hique ienfim fupra caudam admod
u m longam diminuuntur, donee hujus prope extremum prorfus evanefcant. Propcndens de maxilla inferiore
Struma pro parte etiam dentata eft-, pro parte reliqua, uti caput, dentibus carer. Caput vero
fupernc fquamis dilute griféis tegitur: fimilesque & maxillam infcriorem veftiunt, infignibus tamen aliq
u o t maculis albicantibus diftindt^, & pelle alba, crafla, extuberante, qualis ad collum Gallinaruin
I n d i c a r um conlpicitur. Aures eadem quoque pelle ambiuntur. Os durum, oftèum, minutis fcatet,
a c u m i n a t i s , dentibus. Superior oris pars curta, in acumen convergens, oilis fruftum rcfert. Lingua,
l a t a , bifurcara eft. Oculi grandes, venufti, rubicundo circumdantur annulo. Struma verb, (acci inflar
péndula, extremo acuminata, íquamulis tenuiflìmis, dilute enruléis & fiavefcentibus, ex obturé
fpadiceo obumbratis, marmcrisque in modum variegatis, veftitur. Supina corporis eximii pars, ex nig
r o - f u f c o fquamata, albis & nigticantibus maculis, partim rotundis, partim obi [ o n g i s , fibi mutuo quaíi
i n c c r c e x d s , variegatur. Cervicis íq^uamx, magis protuberantes, tenuibus fpinulis horrent. DoríÍ, cauda:,
l l r u m x q u e , p ede n colorís eft dilute cxrulei. Femora, pedes, & digiti, fubfufci s fquamis, di lute cxfuleum
t o n um emittentibus, íplendenc. Nates, uti dorfum, maculatce funt & variegata. Venrrem cinereo-lutes,
& hujus latera dilute cxrulei cegunt fcjuams. Cauda lon^a amplis aréis variegata eíl. Non ^thiopes
ioli hisce veícuntur Leguanis, uci nos Gallinaceo genere j íed vel Chriftiani illarum regionum incol s illas
i n deliciis habent, unoque omnes ore confitentur, carnes earum fapore proximè accedere ad carnem Gallinarum.
Orientales Leguanx Americanas magnitudine multum fuperant, ut fecuturx docebunt Tabula.
N u m . 2. Lacerta, feu Leguaria, Surinamenfis, Reclinata, ^ fimmofa,
F o r m à pidura priori convenit, eò íáltem cum diícrimine, quod peden hic fuprà caudam in minutos
abeat denticulos, & ftruma pendula binis iuis angulis laccum refèrat complicatum. Se in iè reflexum.
Dorfum òc vcntris latera ex Cyaneo & fubfufco varia funt. Collum nigricantibus pundis coní
p e r í um eft. Qua coftx fubtùs tendunt, color dilutior regnar. SquamiE omnia tenuiflìmai veftiunt.
C a u d a , longa, in acumen convergens, dilute cxrulea, íquamis majoribus tegitur. Femora quoque,
c r u r a , pedesque, coloris funt dilutè cxruleicentis ; horumque digiti, ipadicei, acutis, incurvisque ung
u i b u s muniuntur. Ventrem fquam® obducunt dilutè carrulcx.
Num. 3. LacertuSi Ceilonicus, Amphihius j feu Leguaria, Soa Ajer diäai mas,
Singalenfes 5o<ì fuo idiomate appellant Animal i a hxc, qua: vox Leguanam Aquaticam deiìgnacj
fìquidem
V Y F E N NEGENTIGSTE TAFEREEL.
N u m . I. GeìiamdCi of get ande Hagedis, uit de
Weß-lndien, genaamt Krop-Leguaan.
W y hcbben deze Hagedis uit Weíl-Indic bckomen, met den
mam van Krop-l^gaaan, of Igaaan. Het is een over-fchoon
dier, gekamt, ofgctand, van den nek tot over den gehclcn rug,
daai- de tandeu het langfte zyn, verkleinendc allengskens over
den langen Itaart, en aan 't dunne eindc van den zelven verdwyncnde.
Onder hec onderfte kakcbeen,aan den lang neerhangenden
krop, is het ook voor een gedeeke gctandj over'c hoofdt
en den verderen krop ongetand. Het hoofdt is van boven licht'
graauw gcfchubt, ais ook het onderfte kakebccn, daar eenige
grote, witcc, plekken zittcn, gelyk men aan den halsdctkalkocncn
ziet, met cen dik, wit, vel, dat uitpuilend is, als mede
om de ooren. De bek is hard en beenachcig, vol kleine, fcherpé,
tanden. De bovenfte bck is korc_,en puntig toelopendc, en
gelykt naar cen ftuk been. Dc tong is breed en gefpletcn,of in
twee punten vcrdeck. Hct is grooc en ficrlyk van cogen , die
met cen rood kringctje omvat zyn. Verder is de krop, die als
cen zak neérwaarts hangt, met cen punc, licht blaauw en geelachtig,
ganich fyn gcfchubt, met doníccr bruin befchaduwt,
cn als gemarmcrt. Hct fi-aaic bovenlyf is donker bruin oefchubt,
met wicte cn zwarte plekkcn, ten dele rond, en ten dele laog-
Avcrpig, als door elkandcr gemarmcrt. Rovcn den nek zyn zy
vcrheven cn fyn gedoornt. Dc kam, of tanden over den rug,
den llaart, en aan den krop zyn licht blaauw. De fchinkcis,
bcncn cn pocen zyn bruinacntig gcfchubt, met cen lichc blaauw
doorfchynfcL Dc achtcrfte billen zyn, als hct bovciilyf, gefpikkck
cn gemarmcrt. De buik van onderen is afchgeel ge-
Tom. /.
fchubt, en aan de zyden van den buik licht-blaauw. De lange
ftaart is met grote perken gemarmert. De Negers zyn het allcen
nict, die deze Krop-Leguancn, gelyk wy hoenderen cn kal-
Jcoenen, eeten, maur de Chriften inwoonders van die geweften
houden ze ook voor eene aangename fpyze, en zy gctuigcn cenparig
, dat de fmaak der zelven hec naalt by dien van 't hoendervleelch
komt. Dc Leguanen vallcn veel grocer in Ooft- dan in
Weft-Indie , gelyk wy in de volgcnde Tafereelen ZUUCD vertonen.
Num. i. Blaatme Surinaamfche gehamde en gehopte
Lcguaan 5 ee7t '^yjje.
Zy komC met dc voorgaandc in gedaante cn tckening overeen:
alleen is aan te merken, dat de Kam aan den ftaart in kleine
tandtjes verandert, en dc neerhangendc krop, met de twee hocken,
een zak,die gcvouwcn is,en over ecn flaat, verbeeldt. Hct
ganiche bovenlyf isboven over den rüg en aan de zyden van den buik
donker blaauw bruinachtig vermengt. De hals is als met zwartc
ftippelen befproeit. Dc zyden van dc ribbcn zyn wat lichter vaa
vcrwej en alles is zecr fyn gefchubt. De lange,dun toclopende
ftaart is lichc blaauw,en grocer gefchubt j van gclykende Ichinkels,
benen, en poten , die ook licht blaauwachr'ig, en aan de
klaauwen bruin zyn, metfchcrpe, kromme, cn puntige, nagelen
voorzicn. Onder den buik is zy lichtachtig blaauw gefchubt.
N u m . 3. Ceilonfche Hagedis, ofLeguaan, genoemt
Soa Ajer; een
Deze Hagedis wordt van de SingalezenJörtyf/iff ,dat is in hunnc
tale '¡uater-Ltguaan, genaarat, om dat zy zieh 'c mecft aan
P p dc