48 RE R U M NATUR ALIUM
Num. 4. Tatù, feti Armadillo, Africana, fcemina.
Prioris h i c c c femella, externo habitu illi quam fimillima, hoc folum refeeñu inde difcrepat, quod
t r i a ejus iníignia fuperni corporis feúra haud adeò eleganter & diftinflè p i d a íint quam quidem in mar
e : cxtera omnino congruuot. Cauda liujusce foemella; ad extremum usque fcuto fquamaco tegicur.
Q u u m fcilicet o b corporis poftici latitudincm cauda fub fcutis nequeat recondi, prout in mafculis obtmet;
i d c i r c ò liane Natura communivi t, uc fcutorum pofticam intercapedinem replere & claudere polFct. Cap
u t , crura, & pedes, prorfus contraili & fub fcutis membranacei abdominis celati poífunt , uti Tab.
X X I X . oibndit. ^
Num. 5. Avis, Paradißaca, Monucodiata, crißata, Orientalis, rarißma.
H u j u s m o d i raro admodum occurrunt, quum haud frequenter è remotiffimis illis Orientis regionibus,
u b i nafcuntur, ad nos transferantur. Caput & Collum, una cum prolixa crifta elegantiffima, pennis nip
r r i m i s veftita iunc. Binas cauda: pennas, infolitx londcudinis, plumatas, dilute fpadiceus pingit color
; quo & pigmento corporis fuperna fàcies, a lx, & reliquar caudx pennx fuperbiunt. Penna- ventrales
d i l u t e cinerea: iunt. Pedes horumque digiti coloris plumbei , mediocriter longi, tenuibus & incurvis ung
u i b u s muniti funt. Roftrum quoque plumbeo colore eft, prohxum, incurvum, & in acutilfimura
convergens. Aldrovandus quintuplices harumce Avium fpecics iconibus reprxfentavit; qua; tamcn veram
i l l a r um indolem minime exprimunt, fed pot ius ad imitationem ahorum objeilorum confeila; vidcntur.
T A B U L A TRIGESIMA ET PRIMA.
Num. I. Mus Jjlveßris, Amerio anus, mas, Scalopes diBus.
Grxcis"Aygi©-, Brafilia: incolis Marmota audit: fedentem h u n c , corpore ereSo, exhibuimus, ut venter
p o 0 c t confpici, è quo infignes craffique p rotuberant tefticuli, lit A notati, Ovis veluti ubera referdhtes;
& retrorlum magis, caudani verfus, penis prominet fub lit. B. In alüs id animantibus plerumque haud
i t a obnnet ; quum teftes fere de pofticâ parte péndulos gérant plurima: at contra hîc, íub cute abdomin
i s íuper adcreta latitantes, fitu prxpoftero gaudent. Quod equidem certa c u m ratione à natura fiditat
u m videtur: idem enim & m junioribus, uti lit. A A exhiber, ita cernitur. Caput longiufculum,
V u l p m i inftar, in acutum convergir, roftrum fere fuillum protendens, quo terram fuíFodiunt pabuli
qua:rendi grana, & antra formant, m qux tuti ab aliarum ferarum infidiis fefe queant recipere. Oculi
g r a n d e s , atri, pilis iâturatè fpadiceis, tanquam circulo, ambiuntur. Aures lata:, pendula:, propemod
u r h c a l v x , raris duntaxat pilis fubhifpids funt : at promilTus myftax labium fuperius ornat. Omnem
corporis fupernam partem pili obfident iaturatè fpadicei : dilute flavus autem cum fironte venter eft. Pedes
& cauda longa, crilpata, albicantes, piks carent : illorum quilibet quatuor m digitos unumque pollic
em finditur, uti m Simiis ; quorum ope prehendunt fibi neceffaria requifitos in ufus. Crifpatâ cauda
f u á firmiflìmè alicubi fefe adf iger e valent.
N u m . 4. Uct iDyfje 'van het woorgaande
Schild'varken.
Het zelve is in alle deelen met het mannetje uiterlyk overeen-
Jcomende, bchalven dar de telcening over de drie grote fchilden
van 't bovenlyf niet za fraai, noch zo duidelyk is, als die van 't
mannetje. Voor het overigc is het daar mede gelyk. De itaart
van dit wyfje is ten vollen uit met een fchubachtig fchildt overdekt.
Om dat h « zynen ftaart door de breedte van het achter-
]yf niet onder de fchilden, gelyk de mannetjes, kan brengen,
heeft de Natuur den ftaart gewapent om van achteren over de
fchilden te fluiten. Het hoofdt kan zieh geheel onder de fchilden
van den buifc, die huidig is, verfteken, als mede de bcncn
cn poten, gclyk in het XXIX. Tafereel vertoont wordt.
N u m . 5. On^emem rare, geiuifde, Ooßerfche,
Diergelyke Paradysvogel wordt weinig gezien, om dat zy felden
uit de verre Oofterfchc landen, daar zy Valien, tot ons overgebragt
worden. Het hoofdt en de hals zyn git zwart gevedert
als ook de lange fierlyke kuif. De twee buitengemeen lange gcpluimde
ftaartpennen zyn licht kailaniebruin. Van de zelve verlve_
is het ganfche bovenlyf, met vlerken en ftaartpennen. De
veeren aan het onderlyf zyn licht afchverwig. De benen en
khauwen zyn lootverwig, en matelyk lang, met dünne, kromme,
nagclen, Debek,ook lootverwig,is lang en krom,ganrch
puntig toelopende. jUdrcoaitdus heeft vyfdcrhande foorten van
deze vogelen verbeeld; maar zy komen met de rechte natuut van
dit plnimgedierte niet overeen. De tekcningen zyn naar andere
yoorwei-pen nagebootft.
N u m . 1.
E E N E N D E R T I G S T E TAFEREEL.
N u m . I. Boßhmuis, vit de Spaanfche Weß-InJien,
het mannetje, Scalopes genaamt.
Dit foort van Bofchmuizen wordt by de Grieken J ^ h s en van
de Brafiliancn Marmota genannt. Wy hebben deze overeind
zittende vertoont om den buik van onderen te kunnen zien, al-
•waat de teftikek« groot en dik uitpuilen , als de borñen en uiers
a^in een fchaap, met let. A, en nader aan den ftaart de penis, of
fchatt, met let. B aangewczen, zit. Dit is gemccnlyk by andere
dieren zo niet, die de teelballcn van achteren, of neerhangendc
hebben: in 't tcgendeel zyn deze als in de huidt van den buik
begroeit,en als verkeerd llaande, daar de Natuur zckerlyk reden
toe zal hebben. Het zelve is ook aan de jongen tc zien by de
let. A A. Zy hebben een lang puntig toelopend hoofdt, gelyk de
voflen, met een fnuit als een varken, waar mede zy in de aarde
wroeten om hun voedfel tc Zoeken, en holen te maken, daar zy
zieh in verfchuilen, om voor ander wild gediertc bevryd te zyn.
Zy hebben grote dontere oogen, met donker bruin haair als een
krmg omgroeit : de ooren zyn breed necrhangende, byuakaal,
met een weinig haairbcgroeit ; maar zy hebben een langen baardt
voor aan den bovenbek. Over het ganfche bovenlyf zyn zy donker
bruinhaairig : het onderlyf en 't voorhoofdt zyn licht geel.
De poten zyn heel wit en kaal, als mede de lang gekrulde ftaart.
Aan icder poot hebben zy vier vingers en een duim, gclyk de
Aapen,daar zy alles mede kunnen aanvatten, cn tot hun gcbruik
hebben. Met den omgekrulden ftaart kunnen zy grotc icnaclic
doen, om zieh ergi ins aan vail tc houdcn.
: :
i . ä l i l
iiiil'
i -rfìi-
If
j