T H E S A U R U S . 9 r
corpus ycfticntcs. A k membraniceE filamcntis plurimis, vcnularum amulis, fefe mutuò decuiTantibus,
marmoris in modum variegantur. Alarum fuperficics, ventrcm ipedans, glabra & nuda cftj averfa vero
nonnullis pilis hilpida.
N u m . 2, Vefpertilio, Ternatanai fcemìna.
Ruf f i s har:c pilis induca faraellam fefe binis uberibus fuis monftrat. Quandoquidem vero binos faltem'
uno partu excludat pullos, atque nurriat Vefpertilio ; fuo hinc quilibet pullorum femper gaudet ubere.
Auriculis Murem refert; at os ejus murino grandius eft, & quafi fimbriatum. Abeunt 6ì antici pedes
inquatuor digitos, admodum prorraélos, qui alas tendunt : illis prxterea unus utiinque adftat unguis,
quo fe ad corpora appendit Animai. Cauda: mediocris eft m.ignitudo.
N u m . 3. Vefpertilio, Ternatamsi mas.
Prioris hic mafculus ejusdem & colorís, & habitus eft. Arboris ramo infidentem, & ungue fuo adfixum,
reprifentamus. Raro videas in folo confidcre Vefperciliones, utpote ob longitudincm alarum
haud adeò facile in altura rurfus emergere potentes. Unde plerumque locis adHsrefcunt fublimioribus,
tanto ut in volatum Cnt paratiores.
N u m . 4. Serpens, Ternatana, eximie maculata, (f oculata.
Rhomboideas ejus íquamas, in fundo fubruffas, infignes variegant per dorfum macul i , lutea;, limb
o rubente fucciniäa:. Ad latera vero ventris, utrinque, juxta ejus longitudinem, inter binas quaslibec
maculas majores, ordinata ferie digefta: confpiciuntur maculx minores, rotunds, oculorum fimües, lutea:,
& rubro annulo incluía:, inque medio pimillam quafi (atúrate rubrani exhibentes. ' Sub his tandem
Se alia macularum, obfcurè rubrarum, feries fita eft. Ventris fquams pariter fubiuíFi funt.
T A B U L A a U I N a U A G E S I M A E T SEPTIMA.
N u m . I. Cams 'uolans, Ternatana, Orientalis i famina.
Canem hoc Animal vocandum elfe negat nemo, qui formam capitis, canini a:mulam,non murini,viderit.
In remotiHimis illis India: utriusque oris hominum quafi in ta:dia & afflidiones graffantur h s beflia;;
licet vel fic tamen & id agant, quod agere julfa funt. Pedibus gaudent longiffimis, pra:cipuè ant
i c i s , quorum protra£li in longum quatuor digiti late expanfis alis inferviunt. Quintus digitus, polliccm
referens, acuto incurvoque ungue pra:ditus, ab alis liber & femotus diftat, adfixo alicubi Animali retinendo
aptus natus. Abeunt & portici pedes in quinos digitos, acutiffimis & incurvatis munitos unguibus.
Cauda deeft huic fpeciei. Nec nifi binos uno partu excludunt fcemellx catulos, & avidiffime
in coitum , fuique generis multiplicationem, feruntur, inftar Cuniculorum : id, quod transmiifa
fimul ex fupradiais regionibus defcriptio refert. Ubera infuper gerunt infignia, globoli, papillis donat
a , mammis lailantis mulieris haud abfimilia.
Num. 1.
haair. Dc vlerkcn zyn vliezig, en met vefelen, gelyk aderen olekken over den rug,met rood geloomt. Aan weérzydcn lanffs
door een lopende, als gemarmert. Van onderei! zyn dc vlerkcn den bulk komen ronde plekken, tuffchen de grote in order
Kaal, en van boven een wcmig mighaairig. fchikt, gelyk oogen, die geel, cn met een rood ringetje om-
Num. i. Temataanfch Vkermuisje j em luyfje.
Het zelve is heel roshaairig, en heefc rwee borllen. Zy baren
cn voeden telkens, dat is in een dragt,maar twee jongetjesjhcbbende
clk een borft,daar het aan zuigt. Zy hebben ooren als de
muizen, maar een groter bek, die als oragezoomt is. Ook hebben
zy vier uitgerekte klaauwen, die de vlerkcn uicipannen, behalven
de klaauw, daar zy zich mede vali: houdcn. Dc Ilaart is
3 van ecne matelj'ke gedaante.
Num. 3, Temataanfche Vieemuis j het vuametje
•van dc moorgaande.
Het is van de zelvc verwe en gedaante als het voorgaandewyfje.
Wy vertonen het als ruftende op een taWc van een boom,
daar het zich aan vafl: houdt. Zy laten zich Iclden ncdcr op den
grondi, om dat zy zich om hunne lange vlerken niet wel van de
Mrde kunnen opheffen,maarblyvcnhicr of daar aan eenige hoogzich
te gemakkelykcr op de vlucht te begeven.
trokken zyn. Dat den oogappel verbecldt,
Onder deze oogen zyn nog anclere donkcr rode pleidcen. De o
derlyffehe fchubben zyn ook rosachtig.
Z E V E N EN VYFTIGSTE TAFEREEL.
Num. Fliegende Hotidt, ofTeefiiian Ternate}
een iDyfje.
;n, dat dit een hondc-kop verbecldt, eo
;cleken worden. In de ver afgclcgeni;
tc hangen,
Num. 4. Ongemeen fchoon ge'vUhe Simig i'a
Ternate,
Zy IS over hare genjitte fchubbcn rosachtig, met grote gclc
Het is duidclyk te z
by geen muis kan vci
geweftcn van Ooft-cn 'Weft-Indic ftrckkcn deze dieren
driet en plage der menfchens maar daar door zelvc verrichten
zy dat gecn, daar zy toe gefchapcn zyn, Zy hebben ongemeen
lange poten, voornamcntlyk de voorlle, die ingt vier lang uitgercktc
klaauwen tot dc wyd uitgefpreide vlerltcn dienflig z j n.
De vyfdc klaauw, die, als de duim, mct een fchcrpc, kromme,
nagel voorzien is, ftrckt om zich daarmedevaft te houden, cn
llaat vry en onbefcmmert van de vlerken af. De achtcrile porcn
hebben ook vyf klaauwen, met zeer puntige, kromme, nagelcn.
Dir foort heeft geen ftaart. Dc wyfjes baren niet meer dan twee
jongen te gelyk, en zyn zecr tochtig om haar geflacht tc vermeerderen,
selyk de konynen. Volgens de bcfchryving, welke
ik uit de bovcngezcgdc geweflen daar van heb bekoraen, zyn
ze .voorzien met grote , ronde , borftcn, mct tepels gelyk een
vrouw, die ccn zuigcnd kindt hceft.
Z 4 Num. 1,