T H E S A U R U S . ti
ñores. Internam híc exhibemiis fabricäm folii Hederx, una cum fibròfo ejus pedunculo, haud difficult
ter in quinquaginta dividendo fibrillas, quce omnes microfcopio conlpcòì:iE, cavx & mbulofc funt, ut per
Ims vis fiuticis è ramulis lateralibus, folium, vel folia, inftar fortium embolorum, genicülo latiore inde
oriundaj protrudat, & pedunculi folii tenues fibrillas cum filfulis laceralibus conjunga'c.
Hederá ftabilis natura: folia, hyenie &: aiftate virentia, feri, cratTa, & firmillimè trunco vel ramulis
adnata : eorum viror jucundiflimus eft. Separandi peritis cuticulam quoque utrinque tacile eli: dcglubere,
ut fceleton illa:fum, priftinà ejus figura perfeililfimè confervatá, rcmancac, juxta ac liìc oftenditur. Ars
ha:c nil habet Angularis, & talibus commodiífimc in foliis exercecur, qua; tenacibus conftant ncrvis, feu
fibris.
Primam equidemhujus Anatomia: inventionem haud noftram Eicimus ; debetur h i c accuratiffimo ferutatori
Marcello Malphigio, hanc qui diverfa tamen ratione in Anatom: Plantar: docet. Hunc fecutus alter,
celeberrimus nimirum D. Friderkus Ruifchius, Anat: & Botan: ProfeíTor, qui foliorum fic denudatorum
quasd.-im nobis iconas exhibuit. Nos hàc fuper re meditati, ièdulo tentamine eò tandem (abfit jailantia
diélo) h.ic in arte pervenimus, ut omnis generis folia hàc ratione cum omnibus fuis expaniionibus in fceleton
naturale dcglubere, & ante cculos nuda ponete iciamus.
Num. 2. Scdeton Folti Hedertt arborea.
Majus hoc pra:cedenti eft fol ium,eadem t.imen de plant.a natura: quocirca notabile eft, fruticem hunc,
ubi la:cè creicit, frpiuiculè folia profcrre vari® figura: circa margines aut acute convergentes ángulos, quorum
finguli peculiare veluci folium mentiuntur. In hocce licet demonftrare, quod è pedunculo tres propagines
ímgulares oriantur, quarum quarlibet verfus aciem folii properant, ibique ramificationes fuas confundunt,
conftitutis in medio nervis leu fibrulis omnium crallillimis exiftentibus : id quod & Num. i.
folium docet, in quinqué nimirum partes divifum. Ha:c etiam folia pattini in acumen excutrunt, uti
fub Num. 10. oftendemus.
N u m . 3. Sceleton Folti Mali Aj]yṛ.
Fibrarum hujus folii teneritudo parum admodum contra Isfionera firmata fatis difficilem reddit Epider.
midis ièparationem, qux nonuifi fummà cum circumfpeftione fieri poteft. Pedunculus,per medium folii
dillributus, ex infinitis compofitus vafculis tenuibus, fibrofis, innúmeras emittit capillares propagincs ad
acutum usque folli apicem, quarum pars vifum ièrè fugit prs tenuitate. Cutis ejus membranacea iàt
crafla & tenax inftar Pergamena: eft, fceletique interiora fubtiliflìma & capillacea funt.
N u m . 4. Sceleton Folii Citri.
Et hòc tenuibus valdè conftat fibrulis, haud tamen cum priori hoc relpeOru comparandis: feparanti
eadem híc occurrit fabrica.
door het vergrootglas befchouwt, hol en buizig zyn, waar door
de kracht van de rank uit de zydetakjes het bladt, of de bladen,
die als valle zuigers met een dikachtig leedje uit de takjcs körnen,
vooitbrengt, en de fyne dunne draadjcs van de blad-fteel
met de takbuisjes Vereenigt. Het Klimop is van een harden aardt ;
de bladen zyn Winter en zomer groen. Zy hcbben een dik bladt,
dat zeer vali aan den ftam of de takjes vaftgcheelit isi en het
froen der bladen is (choon. Die het zelve weet afte icheiden,
an ook de hnidt aan beide zyden daar van af halen, zo dat het
ecniamte zonder befchadiging, in zyne volkbmc gedaante, gelyk
het hier vertoont wordt, blyft. Deze wetenfehap is eenvoudig
; aan gene andere bladen kan dit gedaan worden met zo
veci gemakkelykheit, dan a,in die taaie zenuwen of vclclen heb-
\Vy zullen ons voor den cerften uitvinder dezcr ontleding niet
uitgeveni daar voor erkennen wy den naauwkenrigen onderzoeka
Marcellus Malpighm, die zulks, hocwel op eene andere wylc,
in zyn^»ii««P/OTMr«M,of Ontleding der planten,aanwyll.
De twede is de zccr vcrmaardc Heer Fridcrik Ruyfih, wylen
Hoogleeraar in (je ontleed- cn blocmkunde te Amfterdam. Deze
heeft ons cenige afbeeldfels van op die wyze ontklcede bladen
mcciegedeeld. Wy hcbben onzc gedachten daar nader ovcr laten
plan, en zyn door een vlytig onderzoek zo verre in deze wetenichap
(het zy zonder waanwyslieit gezegt) gckomcn, dat wy allerhande
bladen op deze wyze nict hunne uitgebreidc vefclen in
een natiiurlyke Anatomie kuniien ontwcidcn, en voor het oo"e
blootleggcn. ^
Geraämte nan een groter Ki
Num.
Zie hier een groter Klimop-bladt dan het vcorgaande, doch
an het zclve gewalch gcgrocit. Het is aanmcrkelyk, dat dit
Num. J.
rankgewafeh zomwylen, als het weelderig opfchiet, bladen in
verfcheide gedaantens heeft van uiteinden, of puntig toelopende
hoeken, die elfc als een bladt in 't byzonder verconen. In dit
kunnen wy aahNvyzen, dat uit het ftcel-einde drie byzondere takken
uitfpruiten, die elk naar het punt van 't bladt opklimmen,
en waar aan de drie verdelingen in een zyn gegroeit, waar van
de middelfte zenuwen of vefelen de groflle zyn. Het zelve
toont ons mede het eerfte bladt Num, i , het welic in vyf delen
verdeelt ii. De bladen zyn ook ten dele met een uitlopende
punt, gelyk wy Num. 10 zullen aanwyzen.
Num. 3. Geräumte •van een Oranje-h
Verdächtig bladt van een Oranjc-boom, dat zyn huidt 20
gemakkelyk niet laat afllropen wegens de teere vefelen, die ligt
befchadigt worden. Daar is grote orazichtighcit nodig om de
zclve wel tc fcheiden. De ilccl, die zieh in het middcn van het
bladt uitfpreidt, en uit ontelbare fyne dradigc buizen beilaat,
Ilceft oneindig veel uitfpruitende vefeltakjes tot aan het puntig
top-eindc, waar van een gedcelte byna onzichtbaar fyn is. De
vlitzige huidt van dit bladt is vry dlk en taai,als fyn parkcmcnt,
en het binncnfte geraamte zeer fyh en piuizig.
Num. 4. Geraamte 'van een Gtroen-liadt.
Dit bladt is mede zeer fyn gevefelt, doch zo nict als het voorgaande.
In de ontleding bcvindt men het op de zelve wyze uitgewerkt.
C £ Num, j-.