t h e s a u r u s . 79
pars, venterj Se pedesj albicane. Dorfi penna ex cinereo dilute flaveicimt. Roftnimj fuilli imulum,
inftar cutis fcatet dentibus. Crut», & pedes, curta funt, hique in quinqae fiiE digicos, longis, acut
i s , incurvisque, ungmbus munitos. Pedum pofteriorum calcinéis inter currenduiii fefé prómóvent,
uti Cunicoli. Cauda brevis e f t , & raro1 ip ilo obfita.
N u m . 4. ErinmiíSi Sibericm, [uferne confficms, capiti ad peóítts contrago]
Coloris eft obfcurè ruíE; pennarum vero, qua: breves, craíTx, & acuminata: funt, apices auro quail
obducti apparent. ^
N u m . y. Erinacem, Sikricus, mas, fuptnus.
Auriculisgaudetharclpeciesparvis, planis; roftro brevi; ventremque gerit tenui, laneo, obiitum pil
o , dilute cinereo, quad auro obduílo. Pedibus fubtùs, prs curiticallofi voluti colliculi accrevere.
Videtur genus Ermaceorum per omnes nafci regiones. Indi, pelle exutos, & bene aíTos, in deliciis
habent.
T A B U L A aU I N a u A G E S I M A.
N u m . I. Hjßrix, Orient alts, crißata.
Varix Harum funt feecies : ifthanc Sumatra & Java proferc. Pennx, qu£ corpus ejus tegunt, longs
funt, & , aciis inftar futorix, incurvx atque acuminata;, partim albis. Sc ex nigro fuicis, maculis, taiiquam
articulis, diftinaa;, partim minutis, albicantibus, fufcisque, lineolis transverfalibus, copiofiilimis,
qua: verfus apices in nigras abeunt, ornata:. Pellis, in qua radicati funt .penna:, craílheft, &c
has eodem ordine, quo plums avium, digeftas gerit. Species ha:c elegantem in capite p r i fe fert criftam,
è magnis parvisque pennis conflaum, quarum maxima:, uti fub lit. A confpici poteft:, in faftigio recurvata:
j retrorfum in plures apices diftinda:, & veluti fiifa: funt. Penna: in medio lata: & planar,offis inflar
durx, profunde capiti infixx, fetis minoribus, pennarum a:mulis, undique ftipantur, lj5eaaculo
admodum concinno. Peflus & venter fimilibus ornantur pennis. Pedes et ipfi pcnnulis brevioribus, pil
o f i s , pungentibus, deorfum penduiis, conteguntur. Curta verb cum pedibus crura funt : anticosque pedes
mcurvi quatuor muniunt ungues; pofticos terni. Caput breve eft & cralTiufculum, obtufoque conipicuum
roilro, quale nonnullis in canibus obfervatur, cui barba circum accrevit longis, fpinofisque
quail, pilis hifpida. Anterior capitis pars curta, & velutiglobofa, magnis, lucidisque, fplendet oculis.
Maxilla: fuperiori nulli infident dentes ; at lati & grandes inferiori. ' Cauda: apparet nihil. Irritata ifthxc
animantia tantopere pra: irà corpus inflant, omnes ut penna: rigeant ereda:, earumque nonnulla aliquando,
ob fortiilimam illam cutis expanfionem, elidantur. Prxcipitia in iram ea dixeris, at neutiquam
maligna; utpote neminem morfura, aut kfura, nifi à quo laceilita prius fuerinc. Dum vero facile
cxardelyf
van onderai, en de poten. De pennen op het bovenivf zva
lliicrhhrt iifchgeel.i/dUe rrnnMu:irt ,c-nn debKc..kI. ,met zyne pTu ntigc tanden,ko^
men met die der varicens overeen. Zy hebben körte benen cn
voeten, met vyf klaauwen aan ieder voet, die met lange puntige
en kromachtige nagelen voorzienzyn. Van achteten lopen zy op
de hielen, gclyk de konynen. Hun Haart is kort cn dunhaairig.
Num. 4. Silerifihe Egel, of StehharJcentje.
Het zelvc is van.een donker rolTe verwe, waar van de körte,
dikke, puntigc, pcnnetjes van boven als verguld zyn. Het vcrtoont
zieh van.boven, met het hoofdt onder de borft.
Num. 5. Egeharlm, mede uit Siherie gehmm, en
teggende of den rugj een mametje.
Dit foort Iiceft kleine platte ooren} is kort van bck, en het
lyf IS van onderen met dun , wollig , haair bezet, zynde licht
afchverwig,en als verguld. De poten zyn door het lopen van onderen
met dik cclt,als heuveltjes,bcgrocit. Hetfchynt,dat dit
flag van dicren in alle landen gcvonden wordt. De Indianen
houden het zelvc, als het gevilt en wcl oebraden is, voor ccne
Ickkcrny,
V Y F T I G S T E TAFER EEL.
Num. I. Gepimmt Txtr- of Pnme'varken, uit
Ooß-hiäc.
D w zyn verfcheide foorten van dit Vzervatken. Het tegen-
Wüofdige wordt op Sumatra en Java gcvonden. Het heeft lange
cn,kromachtige pennen ovcr *t lyf,cn wel zo krom en puntig als
ecn fchoenmakcrs eis, ten delc met wittc cn donker bruiiiachtige
plekkcn, als lcedtjes,verdeelt,tcn dele heel vol met kleine witte
en bruinc dwarsftrecpjes gcCert, die boven naar 't puntigc cindt
zwartzyn. De huidt, daar de pennen in zitten, is dik, cn zy
zyn daar in gefehikt als de pennen en veeren aan 't gcvogelte.
Dit foort heeft een fraaic kuif fop't op 't}hoofdt,
vangrotc en kleine
pennen,
: van de grootilc, gclyk hier by Ict. B wordt aan-
^ . r boven krom gebogen, en naar achteren in ver-
Icheidc punten verdcelt, als gcfpletcn zyn. In 't midden zyn de
1 brecd cn plat hard , ' '
loofdt, vol kleine penachtige haairen daar by , om de grofe
lennen op 't hoofdt te bedekkcn , het welk zeer fierlyk ftaat.
Kc
borft en de buik zyn insselyks gcpcnt en gefiert. De potea
zyn met korter haairige, ft^elige, pennetjcs, nederwaarts hangende,
begroeit. Zy vallen kort van benen en poten. Aan de
voorile zyn vier kromme nagelen, en aan de achtcrile drie. Hcc
hoofdt is kort en dik, ftompvanbck, gelyk eenige honden, ea
lang rtekelhaairig van baardt, kort en rond van ooren, met grote
heldere oogen. Boven in den bek hebben zy gcentandenj
maar van onderen zyn zy groot en breed. Mcn vindt 'ergeea
ftaart aan. Als deze dieren getergt worden, blazen zy hun lyf
20 ftyf van kwaadheit op, dat alle de pennen daar overcindt körnen
op te ftaan, in zo verre, dat zomwylen door deze ilerke
uitfpanning van de huidt eenige pennen daar uit fpringcn. Zy
zyn, om zo te fpreken, ligt geraaktj doch niet vuilaardig om
iemandt te byten, of kwaad te doen, Vvanneer zy niet boos gcmaakt
worden : maar doordien zy zieh ligt vertoornen, wanneer
mcn ze aanraakt, of aan hunne pennen Itoot, dat zy niet
verdmgen kunnen, worden zy xeer grnra. Deze grammöeiiig-
V 4 heit«
[in