R E R U M NATURALIUM
habciuur. Auchorum multi referunc, ova Crocodilorum cam à Barbaris, cjuam Chrifticolis, in cìbum
Tumi: quam rem in medio relinquìmus. Haud ita pridcm à Reverendo Viro Georgia Benrico mrrently,
d i m Bacavii Verbi Divini Interprete, nunc vero hic loci commorante, bina Crocodilorum ova dono
acccpimus, prarter alia rariora, qui tunc aliud nobis monftravit Crocodili ovum, valdc oblongum,
binis viteìlìs prxditum: undepatcc, idem, quod nonnullis Gallinis Se Anferibus, nonnunquam &: Crocodilis
contingere.
N u m . 6. Alga marina, fpinofa, ex Africa.
Spinula; hic acuta:, nigricantes; foliola furcarum fere in modum efformata, coloris tlialaiTini; caulis
vero & ramuli flavefcentes, conipiciuntur.
Num. 7. Alg^i , Africana, ramulis àmticulatis, ruffulis, ßofcnlis
Anagallidis If^teis.
T A B U L A C E N T E S IMA ET Q.U A R T A
Num. 1. En hic ovum Crocodih CurafTavici, fuum adhuc integre fcetum continens, attamen hujus
i am exicuni moliends roftro aliquantisper pertufum I Natura, fummo dirigente Numine, ubique adeò
fuit provida, ut ad fpeciei propagationem nihil deficerec uspiam. Horumce equidem Animantium ova
craíTiorem multò, quam Gallinacea, aut Anferina, habent corticem exterìorem, at conerà friabiliore
rurfum de materie Calcarià concretum. Tunica teilam Calcariam fuccmgens craflìor itidem eit &: tenac
i o r , quam in Anferinis, Aluta; tenuiori, digitis haud facile dilacerandce, fimilis. Difcimus hinc, Animalculum
capite licet iam iam per exteriores binos cortices, pertuiòs, emiflb, attamen binis anticis pedibus,
8c corpore reliquo, è tefta prorfus emergere nondum poiTe, utpote debito virium gradu nondum
i n f t r u í í u m : funiculus enim umbilicalis vitellum ovi ar£tè adhuc ambit & illigatj inde vero pabulum
derivacur fultentando, augendo, & roborando pullo dicatum, donee hic involucra penitus perrumpere
queat. Ita, decrefcente ienfim vitello, Animalculum adolefcit, quod dum totam e teftá prorupit, reliquum
vitelli, tunica involutum, funículo umbilicali adhuc adnexum monftrat: cernitur tum-alius pra:-
terea funis, fecundinx fmiilis, ex involucro membranaceo, quo Animalculum concinebatur, conftans,
interna teftx fuperficiei adherens, & ipfms ^ulli etiam abdomini infixus.
In decurfu oftendemus hac in Tabula, quanam ratione foetus Crocodilorum fenfim accreicant, 6c è vitello
ovi , quamdiu fucculentus hic eft, & nutritia materia dives,fuum trahant pabulum, five tefta adhuc
reconditi fmt, five defado excluí!. At ubi proprio qucerendo vi¿tui,qui ore aíTumitur, aptum eft Animal
, tum partes i l lx, quibus funiculus umbihcalis & fecundinx hadenus adha:iere, feparantur, abfceduntque,
& liberum dimittunt Animal proprium nunc a" ' ' • ^ r. .....
conquirere
, palmiped.ie s f u n t , ut natare queanc ;
libet fpecie conquirere coaótum. Aquas & maria 1
Anacumque
men. Vele fchryvers verhalen, dat de eieren van de Krokodil-
Icn niet allcen van de Negers, maar 00k van de Chriftenen gegeten
worden. Of die waar is, kunnen wy niet verzekeren. üns
zyn onlangs van den Eerw. Heere Georgius Hinrkus Werrtntly^
Predikant van Bacavia, zieh tegenwoordig in dc^e ftadtbevin-
¿tn¿c, twee Krokodils-eieren vereert, nevens eenige andere
fcldzaamheden. Het eene is een zeer langwerpig ci, met twce
doojers gevulc , zo dac deze dieren mede eieren mec dubbeldc
doojers Jeggen, s eenige hoenders en ganzen.
Num. 6. Afrìkaanfche Zeemofch.
Het is gevorkt en gedoomt,niet puntige dorentjeSjdíezwart-
:i-wig,cndevorkigeblaadtjcszeegrocn zyn,zynde de lange fteel
Num. 7. Zeemofch met gekurvene of getande ßelen
en hìaadtjes, en geßotene Bïoemtjes, gelyk die 'van
de A nagall i s , of Guichelheil-, rosachtig 'van
koIeuYi
H O N D E R D EN VIERDE TAFEREEL.
Num. I. Wy vertonen hier het ei van een Krokodil van Curaçao,
daar het jong nog gcheel in beiloten legt,en doordenbek
van 't dier reets een weinig gebrokcnis,omdaaruictckomcn. De
Katuur hceft door des Schcppcrs beilicrinalles zowyfTelykvoorzicn,
dat 'er geen gebrek is, ofgevondcn wordt, dac de voor
ling zou kunnen belctten. Wy Yinden,dat de buitcnibe fchil
de cicren dezer dieren veel dikkcr is dan de fchillen van hoendcr
of ganzeneiereni maar zy zyn ook in 't tegendcel veel broffer
van kalkachtigheit begroeit. De huidt, daar de korft, of
kalkachtige fchil om heen zit, is veel dikker en fterker dan die
der ganzen, gelyk dun femetleer, dat naauwlyks met de vingeren
kan gefcheurt worden. Dit leert ons, dat het dier, na dat
hec zyn hoofdt door de rwee buitenfte fchillen heeft geboort,
nog met de twee voorfte poten en het verdere lyf niet uit den
dop mag kruipen, doordien net zyn volkomen voedfel van krachten
nog niet heeft oncfangen ; want de navelftreng is om de
doojervan'tei nog vaft befloten,daar het voedfel uit voortkomt,
om hetdiertje te onderhouden, dac het van dag coc dag grocer
en fterker wordt, om door de huidt heen te breken : als dan
neemt de doojer af, en wordt kleiner, en het diercje groter.
Als het geheel uit den dop is gekropen, ziet men nog, dut het
overigevandedoojer,ineen vlies beiloten, aan de navelftreng vaft
zit: ook ziet men een twede ftreng, zynde het vlies,,,fii\ar hec
diertje uit gekropen is,als een nageboortc,dat naarbinnenwaarts
van 'c ei-fcWlvait zit, als mede in den buik van het dier.
Wy zullen in 'c vervolg op deze plaat aantonen hoe de Krokodildiertjcs
trapswyze aangroeìen, en hun voedfel noe uit de doojer
van'teitrckkcn,zo lang als die nog fappÌgenvocdzaamis,het zy
binnen- of buitenwaarts van de fchil,ot'c ei j maar als het diertje
in rtaat is zyn eigen voedfel te kunnen vinden, dat door de l?ck
gaat, zo fcheiden zieh de andere delen, daar de navel- en nageboort
firengcn aan vaft hebben gezeten, en vallen af, zo dat het
diertje alsdan vry is, en zyn eigen voedfel moet zocken} het cene
geflacht in 't water,cn het ander op 'c lanclt. Die hec water
of de zee kiezen, hebben cuíTchen de klaauwen van hunne achtcrfte
pocen vcllige vliezen, gelyk de ganzen en eendvogels, om
daar mede te roejen > daar in 'c cegendcel die gene, die zieh op
'c lai\dc onchouden, maar weinig of niecs van de vellige vliezen
tuflchen hunae klaauwen voorzien zyn. Echtcr kunnen de land-'
Kioko