1 / 5 R E R U M N A T U R A L I U M
N u m . 2. Salamandra, Americana, itmfhikiai prioris famtllit.
Forma priori proximè accedit, nifi quod corpore fit brcviore, & elegantius pifto. Caput, verruculis
(catcns (pinofis, albi tcgunt fquaniula:. Supra oculos multum prominens obtenditur arcus, horum
dcfenfioni accommodams . Occipicium latum laxà cute, aculeata, tanquam fafdà, veftitur. Univerfa
corporis fupini f a d e s , faturatè cinerea, tuberculis prominulis, ver rucof i s , fpinul i s pungent ibus, afper
a ell: Supra dorfum quina: conipiciuntur alba: maculi-, transverfim polita:, inftar margar i tarum, acuminata;
fupra, & minutas inter fquamulas quail imprcili. Femora, & pedes, caudamque annulatam,
• majores teeunt fquanm-, fpinis horrida:. Femora ventri, laxioris & rugofc cutis ope, junf t a hairent. Squama:
tenucs ventris dilute cinerex funt. Pedum digiti & ungues eadera hie, ac in Lacertis, ratione com-
^ " Nu m . 3. Salamandra, Americana, Lacerin tcmula, altera.
C h i m a r l e o n t em refert capite, quod fquams uniformes ad collum usque tegunt : Collum vero laxa &
ampia cutis, plicata inde quafi propendens, ambit. A latere cervicis, retro auriculas, acuta: fpina: fteliiformes
confpiciuntur ; quin & è cervicis furamitate (pinofi aculei prominent. Color lupini corporis
d n e r e o - l u t e u s ell: : fpinolis ibi fquamulis plena omnia. Venter dilute dneracci eft coloris. Femora, &
p e d e s , majufculis pariter & acuminatis pollent fquamis. Et cauda fimili modo comparata, non, ut in
prioribus binis, annulata, fed fuprà ex albo fquamata eft.
T A B U L A CENTESIMA ET OCTAVA.
Num. I. Salamandra ^erai feu Gekko Cetlonicus, maximus, brevi cau~
H a c in Tabula Zoolo^ix carioiìs novem diverfe Salamandrarum ipecies exhibentur, ex infula Ccilo-
• nenfi nobis transmiife. Dancur & plures adhuc hujusce generis ípecies tarn forma, quam p idurá, inter
fe discrepantes. Quin & alia etiam Indis Orientalis loca hoc Animal alunt , inculca prxcipuc & Talt
u o f a , uti Amboina, Java, MakaíTer, &c. quod D. Fr. Vaíentyn T. I l l , f a i 1 5 4 , teílacur. Nobis íutficiet
hxcce faltem Cèilonica juxta obfervationes noftras defcripIiíTe.
Qui hoc fub numero reprsfentacur GMO, inter máximos eft, quos uncjuam videre,aut reperire licuit.
O c c u r r i t hic pr imo caput valdè latum. PicTiura univerfi cotporis fupini facis elegans eft; dum íquamula;
c u t a n e a : , ex ruffo c inerex, protuberantibus exafperantur colliculis, faturatè fpadiceis, quos inter maculx
récrnint albicances, è plurimis tuberculis elatioribus, tanquam margaritis, in floris fpeciem compofitx,
i n ^ medi o fui tubérculo grandiore, quafi coíliculo, ornato; unde fpetSbacalum nafcitur venuftiílimum.
Q u o t q u o t harumce macularum capiti infident, tuberofx non íunt: at tales demum fupra cervicem &
circa auriculas incipiunt apparere. Auriculx non extrorfum producuntur, fed oblongo falcem foramine
h i a n t in capite. Oculi grandes oíTeo defendantur fupercilio. Roftrum, obtufum anterius, binas, amp
l ùm patentes, fere nares, craífisque Se flmbriatis labiis linguam g randem, l a t am, Se l o n g a m , plu—n'm o .
denticulos
N u m . J f y f j e I den "vooi
Het kotnt met den zelven in gedaanteveel overeen,behalven dac
het lyf korier en fra-iieropgefchikt is met een fierlyker tckening.
Hethoofdt is vol gcdorende wratjes, en wit gefchubt. Boven
de oogen zit een hoge, krommc, randt, tot bcfcherming van de
zelve. Het hceft een breed achtevhoofdt, met een ruime huidt,
•ais met ccn dock bekleed,en gedorenc. Het ganfche bovcnlyF is
donker afch-verwig, met vcrhcvenc bultjes, als wratccn en puntile
dorcntjes, bezet. Op den rug zyn vyf witte plekken, die
dwarslopen, alspeerlen, bovcn puntig, en tuíTchen de kleine
fchubbeties als ingedrukt zynde. De fchenkels en benen zyn met
srote gedorende Ichubben beklced, als mede de geringde ftaart.
De fchinkels zitten aan den buik in een ruimc huidt, die als gevouwen
is. De fyne fchubben onder den buik zyn licht alchvcrwig.
De poten en klaauwcn zyn gelyk die der Hagediflen.
N u m . Ander foort 'van IFeß-Indifchen Salamander
als de 'vorige.
Zyn hoofyt gelykt naar ccn foort van Kameleon. Over het
zelve is hy op eenerlci wyze tot aan den hals gefchubt,alwaarhy
met een wyde en ruime huidt als omhangen is, die onder den
hals ab in vouwep nederhangt. Achter den nck, aan de ooren,
is hy met fcherpe doorncn, als ilcrretjes, gefiert, en van boven
op den nck puntig met doornen. Het ganfche bovenivf is afchgeel,
mct kleine doornachtigc fchubbetjes. Het onderlyf is licht
afch-verwig. De fchinkels en benen zyn mede groot en puntig
gefchubt, gelyk 00k de ftaart, die niet geringe is, als de twe?
voorgaande, maar van boven wit gefchubt.
H O N D E R D EN ACHTSTE TAFEREEL.
N u m . I. Gekko, of ^are Salamander, n;an Ce/lon,
met een korten faart, zo 'wel op 't 'water j als 't
landt le'vende.
In dit Taferecl vertonen wy den Liefhcbberen der dierkundc
ncgen byzondcre foorten van Salamanders, die ons alle van Ceilon
zyn toegezonden. Daar zyn nog meer andere foorten van 'r
zelvegcil.icbt,daarzo wel in degeda;\nte,als in de tekening,vcrandcring
aan te zien is. Zy ^comen ook van andere plaatfen uic
Ooll-indie, daar vele wildernificn zyn, als van Ambon, Java,
MakaiferjCnz. volgens de befchrj'ving van ¿tnHre.Fr.raliniyn,
III Detl^ fol. zp4. Wy zulien ons vcrgenoegen met deze naar
onze bcvindinge in 't kort te befchryven.
Dil is een van de grootfte der Gekkoos^ die wy ooit gezicn hcbben,
en die 'er gevonden worden. Dat zieh het eerft aan dit dier
vertoont, is een byzonder brecd hoofdt: over't ganfchc bovcnlyf
is het ficrlyk getekent, zynde ros afch-verwig over de kleine
grondfchubbcn, die vol met opgeworpcne heuvdtjcs bezet zyn,
donkcr bruinachtig van verwe. Tuflchen deze vertonen zieh
Witte plekics van verfcheidc opgewoi'penc bultjes, gcly'ipeerlen,
ingcdaantevaneenbloem, uitwelktfrs middcn een groter
bultje, als een heuvckjc, grocit, het welk cene fraaic vcrtoning
maakt. Over 't hoofdt zyn deze bloemplekken nict geheuvcltj
maar zy beginnen over den nck en de ooren, die niet uitwendig
zitten, maar eene langwerpigc oppning in 'c hoofdt hebbcn. De
frote oogen zyn mec cen beenacntig lidt van bovcii bcwaart. De
ek is van voren ftomp, met twee grote neuseaten. Zy Ijebben
een grote, brede, en lange tong in een diklcen omgefoomden
•bck, die vol kleine tandtjcs is. De .fchinkels ea benen zyn van