T H E S A U R U S .
N u m . 4. Milkfeda major, ex Nova Hiffania.
Inter alia tariora animantia & liane infignem Millepedam è pomi Gaclitano .iccepimus, duobus fupra
triginta ex articulis conflatam, quorum finguli binos emimint pedes, i. e. quatuor fupra fcxaginta, fi omncs
fimul computes. Prartetea tamen bini prope os prodeunt unci, nigris, acutis, incurvisquc unguibus
terminati, quorum ope pabulum fuum, de aliis mfcilis pctitum, arripit Animai. Quin Se è corporis
poIlic.T. parte bini adhuc infignes pedes erumpunt. Pedum quilibet quatuor conftat articulis, fmgulisque
ultimorum articulorum .ipicibus niger ha:ret, uncinatus, unguis, acuminatus admodum, 8£ incurvus,
qui progreiTui inièrvit. Ita autem conformat® funt omnes alia:, quibuscunque demum ex oris onundi.
Millcpcilx-, ad mínimas usque noftrates. E parte fua antica caput, grandiore reliquis articulis è fegmento
coullans, bina protendit cornicula, longiora, in acumen convergentia, multisque junituris divifa,
h i n c , pro Animalis lubitu, quamcunque in partem flexilia. Ex vetere nave Societatis Indioe Orientalis,
diruta, edufla aliquando obtinuimus plurima horum infeftorum, viva, una cum ovulis fuis, vivos iam
foetus continentibus, quoe diu equidem fub terrà in vita confervavimus : at ovula, qua: Sinapi feminis magnitudnie
erant, ob fotus requifiti defeilum fuffocata tandem funt. Majorem nunquara eâ, quàm hîc
rcpraîfentamus, vidimus hujus fpeciei Millepedam. Operimeuta, qux ejus articulis incumbunt, fupra
convexa, fubtus plana funt inftar Teftudinaceorum.
N u m . 5. Milkfeda, Orientalis, omnium maxima,
Angufti hujus articuli, annulorum quafi inftar inter fe junct i , innúmeros, multò certe plures, quàm
in prxcedente, emittunt pedes; unde MillepediE nomen ipfi revera competir. In quatuor pariter artículos
pedum finguli divifi funt. Corpus ejus oblongo-teres eft, quale Serpentum ita diítarum bicipitum.
Caput rotunda regit fquama, lata, fcutiformis : (ub oculis vero, admodum minutis, bina eminent cor-
1 , tribus finguFa articulis, craffis, diftinfta. Segmenta corporis ultima bina, annularia, caudsc proxi-
1 , pedibus carent.
Num. 6. minor, ad fomnum comfofita
Animalcula ha:c quieti fe datura hac ratione fefe conglobant, caput primo verfus medium corporis adducendo,
tuinque pedes omnes, ordinata ferie, dorfo adplicantes, cauda demum ultimo quoque contrafl.!
: quemadmodum Serpentum qua:dam fefe convolvunt dormkura:. It.i compolita mterdiu dotm
i u i i t ; noflu velò, juxta Indorum relationes, celeritate, vix oculis adfequenda, circumcurrunt.
N u m . 7. Millefedit Marina, Amboinenfis.
Eft ha:c fingularis fpecies Teredinum majorum, qua;, veteribus in palis maritimis delitefcentes, inde fe
fuftentant, wanW hinc rct-í-í/iwj vocata:. A capite ad caudam usque, utrinque, tribus horrent feriebus
Eifciculorum, minores echinos, aut fubtiles pidorum penicillos, referentium , lucidis & multicoloribus à
fetis conflatorum. Supina hujusce Teredinis facies brevibus pilis hifpida eftj ejusque (egmenta annularia
angufta
N u m . 4. Grote Vmzetidheen uit Nleuiu-Sfaflje.
Onder andere fraaiVglieden van gedierten is ons 00k deze grote
Duizendbecn oF poot van Cadix toegezonden, beftaande in
twee en dertig leden, körnende uic ieder lidt of verdeeling twee
poten, her welk maakt vier en zestig potcn, behalven nog twee
klaauwties, met lange, zwart-puncige, kiomme,nagelen aan den
bek, daar zy hun voedCel medc vatten van ander gedierte, dat zy
aazen. Achler aan hec llaarteinde zyn nog twee lange poten.
Icdcr poot heeft vier leden, en alle de laatlle leden-einden hebben
eenzwarte, hakerige, klaauw, zeev puntig en krom, daar
zy op lopen. Zo zyn mede alle,die uit andere landen en geweften
komen, tot de kleinile toe, die wy hier te lande hebben.
Voor aan hct hoofdt, dat uit een groter cn bieder lidt beftaat,
Icomcn twee lange hoientjes, die puntig toe lopen, cnuitvele
leedtjes bellaan, om die te kunnen draaien en keren zo als zy die
willen hebben. Ons zyn eens uit een oud Oofl-Indifeh fchip,
dat gefloopt wierdt, vcrfeheide van deze dieren levendig met
hunne eiertjes, daar teets jongetjes in waren, gebragt, die wy
lange levendig hebben gchouden in aarde, met hunne eiertjes,
die in grootte als moftaard-zaadt waren j raaar om dat zy hunne
natuurTyke uitbroei niet hebben gehad, zyn zy verltikt. Nooit
hebben wy groter van dit foort van Duizendbenen gczien dart
deze,die wy hier vertonen. Der zelver lede-dekfels zyn van bovcn
verheven, en van onderen plat, gelyk die der Schildpadden.
N u m . 5. Orientaalfihe Vuhemileen van het allirgmtfle
foort van dit geflacht.
Des zelfs fmalle leden zittcn als geringt aan elkander, en hebben
ontallyke poten, welke de voorgaande verre overtrefFen,
komende daar omtrent met hunnen naam van Duizendbeen overeen.
Deze hunne benen zyn mede in vier leedtjes verdcelt. Her
lyf van dezen worm is lang en rond,gelyk een tweehoofdige zogenaamde
flang. Het hoofdt is bedekt met een ronde, brede,
rchildigelchobbe, en onder de oogen, die zeer klein zyn, ftaan
tweehorens, ieder uit drie dikke leedtjes beftaande. De twee
laatile, ringachtige , leedtjes hebben aan het ftaartemde geen
poten.
Num. 6. AfheeUing van een Ueiner foort flauende
Duizevdbeen.
Als deze diertjes zieh ter ruft willen begeven, flingeren IJ
zieh in de rondte, leggende dan het hoofdt in 't midden, cn de
poten alle in een geregelde order over den riigge heen, cn de
ilaart het laatfte, (gel^ eenige (langen in een krul zieh Omwinden)
cn zo gaan zy llapen over dag. 's Nachts zyn zy zo rad m
't lopen, dat daar, volgens het getuigcnis der Indiancn, gccn
00g op hechten kau.
N u m . 7. Amhinfche Zee-Dukendheen.
Dit Is cen byzonder foort van grote houtworm, die zieh in
oude zeepalen onthoudt, om daar in zyn voedfel te vinden Hy
wordt gemeenlyk de lie-Terulo genaamt. Zy zyn van t hoofdt
tot den ilaart, aan weerzyden, met drie reien top|CS, als kleme
borftelties, uit fyn weerfchynend haair, van velcrhande kolenren,
naar de gedaante van cen fyn fehilders penceel, geforraccrt.
Deze worm is van boven over 't lyf kort ruigliaaing, cn Imal
K k 1